Ik heb het wel druk: wil ik ooit nog Chinees kunnen praten dan moet ik het nú intensief leren, veel vrije tijd blijft er zo niet over. Het zelf lesgeven valt wel mee, nog slechts acht uurtjes per week en binnen twee weken zit alles erop.
Vorige vrijdag organiseerde ik interviews van mijn eerstejaars Frans: veel van hen willen leraar worden; waarom? omdat leraars niet hard moeten werken en veel vrije tijd hebben! Wat de leraars hier aan de universiteit betreft, kan ik hen eigenlijk geen ongelijk geven. Ik vroeg de leerlingen ook naar het beroep van hun ouders en het soort woning dat ze betrekken. Bij de eerste vijfentwintig zitten vooral bedienden en leraars, verder ook nog wat directeurs, enkele zelfstandigen en arbeiders, er is maar één echte boerenzoon bij, alhoewel de boeren nog altijd 60% van de bevolking uitmaken. Alle studenten beschrijven de woning van hun ouders als OK. Blijkbaar is er geen enkele die problemen heeft om zijn of haar studies te betalen.
Het voorbije weekend was dé schooluitstap van het semester. Het ministerie voorziet dat de universiteiten ofwel een premie aan hun buitenlandse leerkrachten moeten betalen, ofwel zelf uitstapjes organiseren. Zoals vorige keer komen maar ongeveer de helft van de leerkrachten opzetten, en opnieuw hebben de afwezigen ongelijk. Zaterdagmorgen om zeven uur trekken we er welgemutst met ons busje op uit. Zeven leerkrachten plus twee echtgenotes en één klein kind, in totaal zes nationaliteiten. We zijn door de school omkaderd zoals het hoort: Zhao, de vriendelijke maar uitsluitend Chinees sprekende groepsleider, tevens schatbewaarder, Lake, onze 25-jarige Engelstalige begeleidster, Lina, de gids van het reisbureau, en de chauffeur Lin.
De eerste helft van het traject is vlak, maisvelden en Canadapopulieren; zijn we in West-Vlaanderen? Wakker worden! Plots zijn er alleen nog rijstvelden, rechthoekige spiegels met stoppeltjes op. De boeren zijn nog bezig met de laatste plantjes uit te zetten. Hoe krijgen ze dat terrein toch zo vlak? Al die velden staan precies evenveel onder water, in al die kleine kanaaltjes stroomt evenveel water. Duizendjarige rijstcultuur… We rijden voorbij Panjin, één van mijn leerlingen bracht me een zak van de bekende plaatselijke rijst. Panjin heeft de belangrijkste ‘wetlands’ (moerassen) van China. Vele kilometers rijden we door plassen en rietvelden. Daarna zien we in de verte heuvels; die komen stilaan dichter bij de weg. De boerendorpen zien er hier allemaal nog ongeveer hetzelfde uit als bij ons in Shenyang. De boeren wonene in tamelijk ruime bungalows met een ommuurd erfje rond. De dorpen die ‘rijk’ geworden zijn, vallen op; verloren tussen de opeengepakte bungalows staat hier en daar een kast van een villa. Bizar contrast…
Shanhaiguan betekent de afsluiting van zee en bergen. Op deze plaats komen de bergen tot op een kilometer of vijf van de Bohai zee. We verlaten er onze provincie Liaoning en Noordoost China; Shanhaiguan is het eerste plaatsje in de provincie Hebei en dat is officieel Noord China. In het verleden moesten barbaarse nomaden en andere soorten invallers uit het Noordoosten langs deze doorgang richting Beijing oprukken. De Ming-dynastie liet hier in de veertiende eeuw de Lange Muur doortrekken tot in zee en dat is ook nu nog een bezoekje waard.
Dit begin van de muur noemen de Chinezen Lao Long Tou, de kop van de oude draak.
De ommuurde vestigingstad Shanhaiguan is interessanter. De wallen zijn wel beschadigd, maar staan er nog. Shanhaiguan is door de Ming gebouwd achter de eerste officële poort in de Lange Muur.
We logeren vannacht enkele kilometers verder, in de grote haven- en industriestad Qinhuangdao. Ook die stad is zo te zien ondertussen volledig vernieuwd, allemaal brede lanen en moderne gebouwen. Het reisbureau heeft ons geboekt in wat er uitziet als een heel chiek hotel, op enkele passen van het Weststrand.Vanop de twaalfde verdieping hebben we uitzicht op een heel groot overdekt sportstadium en een gigantisch park-plein. Tegenover het hotel is er nog maar eens een dolfinarium en een ‘onderwater’ aquarium. Het ‘hotel van de Chinese nucleaire industrie’ geeft beetje bij beetje zijn geheimen vrij: het geld was zo te zien op vóór het gebouw af was; sommige verdiepingen zijn niet afgewerkt. Ook de gangen en kamers zijn minimalistisch afgewerkt, zeg maar gewoon witgepleisterd. In de kamer kon er geen spiegel meer af. De ontwerper van de badkamers had ook wel speciale ideeën: de afloop van de douche is juist in het midden vóór het toilet; gezellig op het WC met je voeten in het water.
Op de tweeentwintigste verdieping is er een soort kroon, een draaiend restaurant, een bar? We gaan ’s avonds eens stiekem kijken en vinden er één grote donkere lege ruimte, nog geen minuut later staan er twee Chinese bewakers met zaklampen om ons vriendelijk maar beslist terug te leiden.
Beslist een plaats om terug te komen, de zoveelste! Als we ooit eens tijd hebben… maar goed met de nieuwe TGV sta je op twee uur van Shenyang in Qinhuangdao.
Na een vroeg ontbijt terug de baan op, naar Jiaoshan oftwel de Jiao berg. Die is een goede vijfhonderd meter hoog maar begint op zeeniveau en is behoorlijk steil. De voet van de berg begint op nauwelijks twee kilometer van de stadswallen van Shanhaiguan. Je klimt de Jiaoberg op langs de gerestaureerde Muur, die bijna recht naar de top loopt.
Een vermoeiende onderneming, soms zijn er trappen, maar soms ook niet; dan moet je over een hellend vlak omhoog, gelukkig hebben ze er hier en daar al een leuning aangezet. Zoals verwacht zijn er niet te veel Chinezen die deze hachelijke tocht tegelijk met ons aanvangen. De laatste tijd hedden we veel regen en bliksem, maar nu is de zon stevig beginnen schijnen. Halverwege moeten we via een wachttoren passeren; geen trap, je moet met een ladder tegen de muur omhoog; vermits er geen alternatief lijkt te zijn, krijgen we iedereen toch naar boven! Moeten we toch wel met een gelijksoortige ladder aan de andere kant naar beneden! Er helpt geen lievemoederen aan, ik denk niet dat de Chinezen ons met de helicopter zullen komen halen hierboven. Voorbij de toren is de Muur niet meer hersteld, ze wordt ook smaller en we klimmen omhoog tussen de brokken puin; slechts hier en daar ligt er nog een tegel; één voor ééén vallen onze teamgenoten af, je kan hier namelijk afslaan een een hooggelegen klooster gaan bezoeken. Het laatste stuk naar de top is echt klauteren op wat meer een rotspad is dan een muur. Lieve schreef vorige keer dat we een weinig bewandeld stuk van de Muur gingen bezoeken, dat is hier wel letterlijk zo! We geraken stilaan in tijdnood, er is maar 2,5 uur uitgetrokken voor het bezoek, en uiteindelijk maken alleen mijn Amerikaanse collega Nolan en ik het tot de top. Het is een fantastisch zicht: het traject van de muur naar beneden, de draak die door de vlakte kronkelt en heel ver aan de kust de versterkte burcht van de drakenkop. Aan de andere kant het begin van een bergketen, diepe valleien, stuwmeren. Het traject van de Muur is daar niet meer te volgen op een gerestaureerd stukje na dat aan Lego blokjes doet denken. Terug naar beneden hollen om Lieve te gaan helpen; die heeft ondertussen zichzelf overwonnen en is alleen al aan de gevaarlijke afdaling begonnen. Proficiat! We dalen nog een eindje tot zo ongeveer aan het klooster. Daar vinden we de Chinese bezoekers. Die vinden zweten op de Muur maar niets en laten zich met de kabellift tot hier brengen! Wij gebruiken het toestel om naar beneden te gaan, voor Lieve die geen liften gewoon is een griezelige bedoening; van de schrik zingt ze uit volle borst; buiten mezelf en de vogeltjes heeft er niemand last van; ik moet toegeven, ik zit er ook liever in naar boven dan naar beneden!
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home