9 mei 2007

VRIJDAG 27.04 WE MISSEN DE ZANGWEDSTRIJD NIET

Het werd een drukke dag, net zoals het hoort vlak voor een reis: nog hard werken, wassen, poetsen, en koffers pakken. Moeilijke koffers want normalerwijze mogen we in Shanghai 28 graden verwachten maar ook hier speelt het weer een bizar spelletje: de kennissen van Frank die ons verwachten mailden dat het is er slechts 12 graden is en het zou er regenen… Daarenboven willen we na ons stadsbezoek enkele dagen naar zee wat eigenlijk ook een andere kofferinhoud vraagt. En het pakken moet snel gaan want ik wil DE zangwedstrijd niet missen!
Om 18u30 snellen we erheen, een half uur te laat. Maar dat blijkt geen probleem te zijn: de optredens gaan door in een mega grote zaal, niet ver van ons appartement trouwens, met een mega groot podium en een mega grote ruimte voor het publiek: mega breed, mega hoog, mega diep. Wat meteen opvalt is het mega groot contrast tussen de discipline op het podium en de chaos van het publiek. Er wordt binnen en buiten gelopen, gelukkig: zo valt ons te laat komen niet op, luid gebabbeld onder mekaar, gelachen -af en toe om wat er op het podium gebeurt - , men wordt ongegeneerd opgebeld of men telefoneert zelf luid en krachtig…
De vele, vele groepen tellen telkens wel 100 zangers en zangeressen. Elke groep mag twee liederen brengen. Terwijl een groep zingt komt een andere groep vrij onopvallend binnen en stelt zich links naast het podium paraat op. De groep die zong verdwijnt rechts van het podium en tegelijk komt de nieuwe groep op het podium: telkens honderd zangers die wellicht niet eens zovaak konden oefenen op dit podium schuiven onzichtbaar op hun plaats, dit in een minimum van tijd. Tijdens het anderhalf uur dat wij bleven zagen we minstens tien groepen doorschuiven, zingen, doorschuiven… Het contrast tussen de orde ginds en de wanorde waartussen we zitten is echt enorm. Daarenboven hebben de meeste groepen hun supporters mee: na het zingen schieten her en der trossen GSM-lichtjes aan als zwaailichtjes, worden spandoeken ontvouwen er wordt er vooral luid gegild.
Het gezang is aandoenlijk Chinees, met als uitzondering de groep die ik hoorde oefenen: Beethovens Ode an die Freude klinkt ook vreugdevol in het Chinees en o zo vertrouwd. Sommige groepen kleden zich erg trendy: een rij allen in witte plastieken bustierjurkjes met witte lange handschoenen , de volgende rij hetzelfde maar groen, de rij hogerop geel, de rij een trede hoger blauw. Alle zangers staan netjes rechtop, handen naast het lichaam te zingen. Wanneer de linker helft van de zangers perfect gechronometreerd tegelijk hun bovenlichaam een beetje links overhelt, tegelijk hun linker hand tot schouderhoogte omhoog brengt dit terwijl de rechter helft van het podium rechts overhelt en de rechterarm omhoog welt de gedachte die me hier zovaak overvalt terug in me op: ben ik toch een gelukzak dit allemaal te mogen beleven! These ese China! Uitzonderlijk tooide een groep zich in traditionele kledij. Zij voeren ook een grappig spel op, tijdens het lied met jagers en konijnen. Andere groepen besteedden heel veel centen aan hun outfit en verschijnen in kleurrijke, lange suitekledij. Maar de jeans en t-shirts, al dan niet met een knipperend rood lichtje zoals ik op mijn fiets gebruik, op hun borst gespeld –zie je het voor je: zo’n honderd stuks en geen één batterijtje dat er de brui aan geeft - ontbreken ook niet. Een groep treedt eenvoudigweg op in allen hetzelfde trainingspak.
We verlaten de zaal voor het einde want de maag knort en we moeten verder inpakken en vroeg gaan slapen: morgen om vijf uur staan we op en vliegen we naar Shanghai: ik kijk er erg naar uit, het is voor mij als het weerzien met een oude geliefde: zal hij veel van zijn haren verloren zijn? Een bolle buik hebben en hangende schouders? Of een grijze haardos die hem alleen charmanter maakt? Zullen we net als toen niet uitverteld raken of kijken we na de schok van het weerzien mekaar sprakeloos aan zonder verder te weten wat vertellen aan mekaar?

ZATERDAG 28.04: OOG IN OOG MET EEN OUDE LIEFDE

De vlucht verloopt naadloos. Bij aankomst in de luchthaven hebben we de keuze: gaan we met de bus naar de stad? De metro en bus? Een taxi? Of de sneltrein: een attractie op zich: het is een zwevende trein –klinkt erg akelig, zo zonder wielen- die in zeven minuten tijd een afstand van 35 kilometer aflegt aan 430 kilometer per uur maximum snelheid. Ik vraag Frank of mijn tong vanachter in mijn mondholte zal komen te hangen en dan daar voor eeuwig zal blijven of wat het effect is van dit geweld. Het antwoord is: geen effect: je merkt het niet. Omdat ik hem weer eens niet geloof kies ik voor het bewijsmateriaal. Zoals steeds heeft hij gelijk: je merkt het niet. Erger: in de treincoupe kun je de snelheid digitaal aflezen. Wanneer die aangeeft dat je al 250 rijdt geloof je dàt ding weer niet! Je verliest alle referenties van snelheid net zoals ik straks tussen de wolkenkrabbers mijn verhoudingen van hoogtes zal verliezen. Ik wil een foto waar ik onder het cijfer poseer wanneer hij 430 kilometer aangeeft. Frank knoeit even met het toestel, moet nog eens proberen: het gaat moeilijk want jawel: op dat moment schudt de trein toch even maar dat moment is zo voorbij: we nemen al gas terug om op tijd te kunnen stoppen. Zeven minuten en we staan 35 kilometer verder.
Siemens ontwierp dit geweld maar de Duitse regering had het geld niet om het uit te werken: de Chinezen zijn de enige totnogtoe die het hebben.
We nemen nog een metro tot de wijk waar we verwacht worden bij Jan en Arlette. Dat we nu ondergronds het centrum binnenrijden is de tol die ik moet betalen voor mijn zweefavontuur… Als ik uit de grond kom stappen herinner ik me meteen waarom ik destijds verliefd was op deze jongen: hij had prachtige platanen en hij heeft ze nog: knappe, groene , oude platanen! Frank stapt in stevige pas naar het adres waar hijzelf enkele maanden geleden verbleef: ik moet aan de teugels trekken: laat me kijken, laat me genieten, laat mij ruiken! Groen en bloemen: het is duidelijk dat deze stad een stuk zuidelijker gelegen is dan ons Shenyang en dat hij oud is: een kronkelend stratenplan, in tegenstelling tot de brede, rechte lanen van onze stad. Jan en Arlette gaan meteen twijfelen aan mijn toerekenvatbaarheid (wij kennen mekaar alleen van mailen) als ik vertel dat ik de lucht zuiver vind. Toch is het zo: je hebt hier natuurlijk net als bij ons, de stadspollutie en er is ook veel afbraakstof maar hier heb je het vocht, de regen die het stof laat liggen en er is niet het zand van de woestijn dat nu heviger dan ooit door Shenyang waait. Zo komt het dat je zelfs je normen van frisse lucht gaat verleggen…
Nog voor we kennismaken blijf ik hangen aan het beeld van hun straat. Een cliché beeld waar ik moet naar kijken: enerzijds hun woonwijk die bestaan uit tien, twaalf blokken van 35 verdiepingen hoog, met knap groen ertussen, goed bewaakt en aan de overkant lage, oude huizen in Shanghaistijl met ervoor stalletjes en kraampjes met fruit en allerlei. Eigenlijk ben ik blij dit te zien: ik hoorde zo veel verhalen over Shanghai dat zo veranderd is dat ik hier dit beeld niet eens meer verwachtte. Maar het is duidelijk: achterom zijn de bulldozers al aan het werk…
Nadat ik een beetje bekomen ben van rondlopen in een appartement op 31 hoog, sjiek en groot, - wat een contrast met ons sober wonen in Shenyang, ik voel me eentje van den buiten die naar den stad komt-, bekijk ik goed mijn gastheer en gastvrouw: de mailtjes krijgen een gezicht: Jan en Arlette! Het klikt. Al snel drinken we thee, uit elk een verschillende kop, (leuk ideetje: ze kochten allerlei verschillende theekoppen die samen op een kast staan en een knap groepje vormen) en praten honderduit en echt interessant Allen hebben we dezelfde taal (kun je je voorstellen dat ik daar van geniet: Jan en Arlette hun oren tuiten een week later nog na) een beetje letterlijk en figuurlijk: we zijn allen in China gaan wonen en werken voor een kortere tijd, met open mind, oren en ogen. Maar er zijn twee grote verschillen: Eén: Frank werkt in het onderwijs, Jan start hier zijn eigen firma en werkt met de belangrijke firma’s van deze bizarre maatschappij. Twee: wij werken in een omgeving die Chinezer dan Chinees is in dit land en zij werken in dé stad die altijd al meer Westers dan Chinees geweest is: Shanghai: hier floreerden de hoeren, hier was opium de kwaal, hier zat destijds het buitenlands kapitaal en hadden de buitenlanders hun eigen wetten; nu is het buitenlands kapitaal terug… samen met veel, heel veel Chinees kapitaal. Het contrast is gigantisch, bescheidenheid is een onbestaand begrip (je kunt momenteel ‘de beurs voor miljonairs’ bezoeken), en de concurrentie kent nauwelijks regels. Kortom een andere ervaring als die van Frank, al heeft ook hij zijn ervaring met het zakenleven van zijn vroegere bezoeken en werken met Chinezen: het hedendaagse China mag dan veel veranderd zijn: hun manier van aanpakken blijkt vaak dezelfde als destijds… Enfin, wie in Shanghai zit kent China zeker niet, wie alleen in het Noorden verblijft evenmin. Daarom is dit gesprek en uitwisselen van gedachten de tijd zo waard.
Arlette roept bij de jonge Chinezen hetzelfde beeld op als ik:
‘O, dàt deden onze ouders ook: fietsen noemt dat!’: haar terras op het 31ste is getooid met hortensia’s en ander fleurig, in het fietsmandje voorop hierheen gebracht.
We gaan even de stad in, Frank en ik. Hij neemt me mee naar het park waar het museum voor Hedendaagse kunst staat. Een prachtig park. Of het écht architecturaal prachtig is kan ik eigenlijk niet zeggen: ik lette daar niet zo op omdat ik genoot van het groen: ik was vergeten hoe groen groen kan zijn! En hoeveel soorten groen er bestaan! Het is dan ook nog zo ontworpen dat sommige paadjes echt onder struiken en bomen door lopen: net wat ik nodig had!
Een hele groep mannen en vooral vrouwen die zacht en lief staan praten in het park? Dàt kan alleen zijn om hun zoon of dochter te verpatsen! Jawel, het is waar: het is zo’n bijeenkomst waar ouders hun grootste goed aanbevelen of de juiste partij voor hun ‘goed’ zoeken… en jawel, de norm wordt bepaald door de grootte van de bankrekening of het aantal vierkante meter van de woning… Gelukkig dat we weten dat die arrangementen niet zo bindend zijn als in andere landen waar echt gearrangeerd wordt en vaak geen weg terug is.
In het museum wordt net een tijdelijke tentoonstelling opgebouwd. Terwijl we naar het dakterras gaan, op zoek naar de cafetaria kunnen we een glimp opvangen: hedendaagse Amerikaanse kunst, ziet er erg goed uit.
Dat vergeef ik Shenyang nooit, en ik zal niet ophouden met erover te sakkeren: waarom heeft het geen mogelijkheid om buiten te eten of er begot een koffietje, laat het een theetje zijn, te drinken! Op het dakterras met zicht op het park geniet ik van een Martini, Frank van een advokaatje… het leven lacht.
We wandelen door de straat met boekenwinkels en schilderwinkels: bij eerste kennismaking vind ik ook hier mijn gerief niet: het is het land van inkt en waterverf. De olieverf die ik zie is minderwaardig. Gelukkig ligt er bij Jan en Arlette een pakje voor me klaar met spullen uit Belgie die iemand voor me meebracht! Daar kon ik nu echt op de hedendaagse techniek van mailen en veel goodwill van een goede winkel en mensen die ik niet eens ken, rekenen! Oef…
De stad charmeert als stad mét zijn prachtige wolkenkrabbers en hoogbouw en zijn laagbouw, al dan niet gerestaureerd maar er is de typische Shanghai laagbouw. Oude dingen om je heen maken leefbaar, zachter. Ik heb de combinatie nodig: een wind die me op de toekomst wijst en tegelijk een bries met een verhaal uit het verleden, niet als een curiosum of als een museum maar waar nog in geleefd wordt, dat gekoesterd wordt. Shanghai heeft het nog, weinig maar het is er en het zal er blijven, denk ik. Dat doet me goed om zien.
In tegenstelling met onze stad kun je hier perfect functioneren zonder een woord Chinees te spreken. Alles tweetalig, als het al niet eentalig Engels is. Dit is Shanghai steeds geweest: een metropool. Maar het is natuurlijk waar dat de kloof tussen die Westerse-Chinese wereld en het echte-China gigantisch is. Je betaalt al snel voor een koffie 5 euro, terwijl een gewone Chinees die 200 euro per maand verdient al tevreden mag zijn. Ik geniet van deze stad als vakantieverblijf maar ben ook erg blij dat we hier niet terechtgekomen zijn voor een jaar of langer.
Om zeven uur haasten we ons naar ‘huis’: een avondje met Jan en Arlette en een koppel, hij uit Engeland, zij uit Frankrijk. Ze woonden net jaren eerst in Indonesie en daarna in Japan en sinds drie jaar in China. Mevrouw went niet aan China, Japan vond ze heerlijk. Ik moest vreselijk lachen toen ze vertelde dat ze het hoog tijd vond om Japan te verlaten toen ze merkte dat haar man die er zaken deed, op een gegeven moment buigingen maakte terwijl hij telefoneerde! We bedachten welk signaal ons hier zal aangeven wanneer wij China moeten verlaten:iemand zei: als je begint te spuwen bijvoorbeeld. Dat ik dat al doe verzwegen we… Het werd een prettige avond vol verhalen over allerlei wereldervaringen maar ook omdat de kookkunst van Arlette ons waarlijk deugd deed; ze kookte Belgisch: kaastoastjes en gevulde champignonhoedjes als aperitiefhapjes, ik was het bestaan ervan haast vergeten, en een coq au vin ‘à la chinoise’. We genieten een beetje verdwaasd ons afvragend hoe wijzelf zullen koken als we terug in Belgie zijn: hier, met ons éne kookplaatje en de weinige ingrediënten die wij in onze buurt vinden eten wij vrij Chinees…

ZONDAG 29.04 KUNST IN EEN OUD FABRIEKSPAND
We brengen de dag samen door in een oud fabriekscomplex in Moganshan straat, waar een honderdtal galerieën die hedendaagse kunst brengen gehuisvest zijn en waar ook kunstenaars hun atelier hebben; het is gelegen naast de Suzhou rivier. Gisteren was het er nog erg alternatief, vandaag al veel meer trendy en morgen te fancy zodat de doorsnee kunstenaars er al niet meer zullen kunnen huizen omdat het te duur wordt… Ze weten het al: sommige zijn al gaan lopen en hebben reeds een ander pand gekraakt… Jammer.
Samen, met zijn vieren, hedendaagse Chinese kunst bezoeken, in galerieën, lijkt ons erg interessant. Het is het ook. Mekaars reacties zien, merken wat een ander knap vindt is reuzeboeiend. Ik verwittigde Jan en Arlette: veel commentaar mogen ze van mij niet verwachten: ik ben absoluut niet iemand die oordeelt, noch veroordeelt, daarenboven begeef ik me zo graag op de grens tussen kitsch en kunst dat het verwarrend kan overkomen. Ook omdat ik een kunstwerk nooit bind aan een bepaald interieur. Het omgekeerde is eerder waar: ik fantaseer vaak over hoe een eigenlijk lelijk of kitscherig werk perfect zou staan in een totaal ander interieur, bijvoorbeeld een designinterieur. Of hoe een lelijk werk fantastisch zou kunnen worden door een andere presentatie rond het werk, of hoe een lelijk interieur supertof zou kunnen worden door de aanwezigheid van een tegenpool…Dat vind ik zo’n leuk spel, zo veel spannender dan de vaak veel te voorspelbare combinaties die ik om me heen zie en zo ‘de norm’ zijn. Het is een spel dat ik me in galerieën meer permitteer dan in een museum. Een museum is ernstig, daar denk ik niet aan een interieur, dat mag haast ook bijna niet meer! Maar galerieën zijn zo zalig menselijk! Het is een genot dat ikzelf slechts enkele jaren geleden herontdekte na jaren galerieën vermeden te hebben en alleen te kijken naar kunst in musea… Ik was vergeten hoe menselijk kunst kan zijn en mag zijn… Hier, net als in onze galerieën, zie ik veel menselijke én daarenboven Chinese kunst. Jawel, Chinees. Zoals ik ooit schreef: 18 jaar geleden hield ik een toespraak in een academie, hier in Shanghai waarin ik vroeg om niet te blijven steken in het na-apen van Westerse kunst en een eigen, Chinese taal te ontwikkelen, gebaseerd op hun ontzettend knappe gave om met weinig lijnen op een virtuoze vlotte manier veel te vertellen. Ja, het moest kunnen, los van de bekende traditionele schilderkunst of net wel als toen maar in het nu, dacht ik toen. Jawel, het kan: ik zie het vandaag. Er is na-aperij, natuurlijk maar er is ook veel eigenheid, veel kracht, veel gezond zoeken te zien, vond ik. Ik geniet erg en kan niet oordelen. Op het eind van de dag, tijdens een etentje in een Chinees restaurant maken we een balans op van wat ons bijbleef: ook dit is leuk om met zijn vieren te kunnen doen. Het liep vrij gelijk, al houdt Jan meer van kunst die iets decadent heeft, zeg ik het juist, Jan? Een confrontatie die ik niet meer zo expliciet wil voeren via kunst,( jawel, ik zei expliciet want o ja, mijn opengebarsten bolsters logen er ook niet om…) Ben ik een softie geworden? Ik denk het niet. Ikzelf zag dat misschien niet iets teveel in onze Belgische musea, hoe erg ik ook van hedendaags hou, enkele jaren terug had ik te vaak het gevoel dat het bijna één van de normen voor kunst was: als het niet choqueerde, decadent was, pornografisch was kwam het geen museum binnen. Onder andere als reactie daarop schilder ik nu zoals ik nu schilder. Ah, wat is het een zalig ding om over te denken, wat zou een maatschappij zijn zonder kunst…
En in dit restaurant krijgen we tijd om te denken en te praten: volledig tegen de gewoonten in brengt men hier schotel na schotel…
Zoals overal in Shanghai zitten we tussen veel buitenlanders.

MAANDAG 30.04.07
Ik had hen hier in Shanghai en mijn echtgenoot verwittigd: mijn honger naar cultuur was groot. De respons blijft niet uit. Frank en ik gaan naar het Shanghai Art Museum: het vroegere gebouw van de koloniale paardenrenbaan. Als je op het dak zit kun je de situatie van weleer een heel klein beetje voorstellen: de paarden die rond dit park liepen, dat destijds aan de rand van de stad lag en nu midden in het centrum.
Er loopt een tentoonstelling van Lin Ximing: een Chinees kunstenaar van 82 jaar. Ik vond deze overzichtstentoonstelling bijzonder interessant. Ik krijg veel de vraag of Chinese traditionele kunst niet te stereotiep is. Deze tentoonstelling bevestigt het antwoord dat ik steeds geef: als de kunst gemaakt is op een éigen manier, vanuit eerlijke eigen emoties en met kennis van die traditionele technieken en de toeschouwer zich openstelt voor de leefwereld van de kunstenaar en goed kijkt, voelt hij dat het goed zit. Het probleem is vaak dat wij zo gebrainwashed zijn met normen van wat hedendaagse kunst moet zijn dat we vastzitten.
Wat die man telkens opnieuw doet met zijn traditionele technieken is verbluffend. Er zijn schilderijen met de vlotte inktstreken, minimalistisch en direct zoals we de traditionele schilderkunst op zijn best kennen: ontzettend knap. Maar nog meer onder de indruk ben ik van zijn gedurfd zetten van grote massieve zwarte inktvlekken, dit zijn bergen of bergketens, of het logge lijf van een paard, een stier of een haan, of een dak van een huis, of gigantisch uitvergrootte vissenkoppen. Ze stààn er als een abstracte vorm.
Als massieve vorm, zonder zintuigen schildert hij ook mensen. Erg gedurfd.
Op andere schilderijen sta ik verbluft van zijn speelse onderbroken lijnenspel: het lijken de olijfbomen van Van Gogh wel!
Enkele werken vertederen mij uitermate omdat ze zo eerlijk zoekend, op het randje van onhandig door een virtuoos, geschilderd zijn. De badende naakten vergeet ik nooit.
Het is de eerste keer dat ik een overzichttentoonstelling van een Chinees schilder te zien krijg en dit geeft me een ander boeiend aspect: hoe werkte de man zich doorheen al die turbulente tijden van China, de laatste eeuw? Jawel, zijn werk van de jaren ’60 is soms een traditioneel landschap maar vaak geëngageerd werk: stoere arbeiders aan het werk, lachende boerenvrouwen aan het werk en met een boekje in de hand: werken en tegelijk als volwassene leren lezen…In de jaren ’60 werkte hij veel met papierknipsels: ik zag tot deze tentoonstelling nooit revolutionaire papierknipsels!
De man heeft ontzettend veel gewerkt. Tja, ook nu voel ik me gesteund: een kunstenaar moet veel werken, dat is een feit.
Een verdieping hoger hangt het werk van een hedendaags Chinees kunstenaar die gigantisch vergrote koppen schildert van mijnwerkers. Hijzelf was zelf ook mijnwerker. Deze schilderijen zijn ontzettend knap! Ik heb spijt dat ik de cataloog niet kocht maar het gewicht van de cataloog van vorig kunstenaar dat we al meesjouwden, weerhield me. Nu weet ik niet eens zijn naam meer. Erg jammer, het was hoogstaand! Je ruikt het harde mijnleven doorheen zijn verf.
In een deel van de bovenverdieping hangt het werk van een ander Chinees kunstenaar die hier permanent hangt. Een man die blijkbaar veel reisde:interessant. In de andere zalen zien we het werk van een Frans fotograaf, en een Japanner. Maar we zien ze eigenlijk niet meer: we zijn uitgeteld. Jammer, want Jan vertelde later dat die wel erg knap waren.
Op het dakterras van dit hoge gebouw gaan we eten. Ik krijg hier helemaal een kick! Zowel van het uitzicht over de wolkenkrabbers als van de architectuur van dit terras. In al de trendy gebouwen van Shanghai zie je de allerknapste constructies en combinaties! Top! Hier combineerde men dit oude gebouw met een stijlvolle trendy glazen gaanderij rond een patio. Van op het terras rond die gaanderij heb je dan een schitterend zicht op de stad. En de weergoden zijn met ons: al regende het: we kunnen eten in de zon.
We moeten ons haasten om nog op tijd het museum van Stedelijke Planning te bezoeken: wou Frank zien, en ik zeg daar ook niet neen tegen. Maar het valt niet zo mee. Indrukwekkend van concept, overdonderend, zoals we al in andere steden zagen maar niet echt informatief – de essentie verdrinkt in te veel details. Een hoogstandje van techniek vind je in een ruimte waar een virtual reality show getoond wordt. Je zoeft er over de stad, je zoeft er over de snelwegen alsof je in een wagen zit aan topsnelheid maar dan laten ze die wagen bijna tegen een andere rijden zodat je echt je hoofd moet afwenden , je zoeft over het water: van er nu over te schrijven alleen word ik alweer misselijk! De show toont wat er is en wat nog bijgebouwd wordt: nog grootse plannen!
De beneden verdieping is mijn ding: in houten kasten met schuifpanelen, lekker retro, kun je oude naast nieuwe foto’s van de stad bekijken. Oef, hier kom ik tot rust.
Hier in dit gebouw loopt ook een tentoonstelling van impressionisten met De Provence als thema. Dit konden we gelukkig ontwijken want hier in China de Provence zien zou me helemaal verwarren: kàn er echt niet bij!
We wandelen nog wat door een deel van de oude stad. Hier ben ik helemaal verwonderd dat ik deze toestand nog vind in Shanghai! Werkelijk Shanghai zoals ik het twintig jaar geleden vond! Ik kan mijn ogen haast niet geloven: en dat pal in het centrum vlak naast het oude deel dat inmiddels een supertoeristische attractie geworden is… Daarenboven begint het te regenen: de donkere lucht met in de verte wel een heldere lucht geeft een zeer bijzondere sfeer. Kleine lage huisjes, vol mensen binnen en buiten, tussen de huisjes gangetjes waar rommel staat maar waar ook gekookt wordt…dit is nog het oude Shanghai met de slechtste en de kleinste behuizing van heel China.
Ik kocht een tof kijkboek over de woonsituatie in Shanghai: een jonge man fotografeerde gedurende jaren het interieur van tweehonderd mensen en vroeg hen ook een kleine commentaar op hun leven. De woonsituatie is zoals voorspelbaar erg uiteenlopend. Een werkloze man woont zelfs op een sofa OP het terrasje van zijn zus! Veel gezinnen hebben een éénkamerwoonst, leven, koken, slapen in één ruimte van 3 op 3 meter met twee, drie mensen tot en met een migrantengezin met vier kinderen. Een lokale tandarts leeft én werkt in zo een ruimte, met wat hij van de armere Chinezen verdient is niets groter te betalen..Daartegenover staan super-deluxe interieurs met een badkuip in empirestijl midden het salon van de presidenten van privé-firma’s. Blijkbaar is dat hier een hype want het komt verschillende keren voor. Ook de middenklassen (professoren en dergelijke) hangen heel veel geld aan fancy interieurs in nieuwe appartementen die met Europese flats kunnen concurreren. Vele klagen dat ze veel te veel moeten werken wat wellicht zo is maar het verliest kracht omdat er ook veel zijn die klagen omdat ze sowieso moeten werken. Ik vraag me af welk antwoord de mensen zouden geven bij ons om kort te beschrijven wat ze van het leven vinden: interessant ideetje, maar of het resultaat een waarde heeft is een vraag, toch vond ik het boeiend omdat zoveel diverse mensen aan het woord komen.
Het is moeilijk om in Shanghai een taxi te pakken te krijgen, stel je voor maar het is zo: je hebt tijd nodig om er een te vinden. Al een beetje in wanhoop omdat we te laat zullen komen op ‘het’ trouwfeest vinden we er toch één. We zijn net op tijd voor het spektakel in de schouwburg, ‘Het Lyceum’: het onderwerp is een Mongools huwelijk.
Achteraf voelen we ons voor onze 28 euro per persoon wel belazerd. Jawel, de kostuums waren mooi, maar het spektakel was te schools. Er zaten twee, misschien drie choreografisch sterke scènes in: waarom niet meer? Jan viel zelfs in slaap. Alle begrip. We troosten ons met een biertje op een terras. Weerom een erg trendy zaak waar een biertje minstens vier euro kost maar het is ook hier erg knap en gezellig zitten.

DINSDAG 01.05

Om 11 uur begin ik aan het Shanghai Museum. Hier is een vaste collectie van allerlei te zien. Op de vierde verdieping: een muntencollectie en een collectie kledij van de minoriteiten. Daarnaast ook Chinese meubelen en een jade collectie.
Op de derde verdieping: traditionele schilderijen op rol. Op de tweede verdieping ceramiek en op de eerste verdieping brons en sculpturen. Niets dat me nu ECHT interesseert, dàcht ik. Ik neem zo’n audiotoestel en binnen de twee uur ben ik hier buiten, dàcht ik. Frank bezocht het museum in november: hij gaat buiten een boek lezen: om 13 uur spreken we af.
Om 13 uur bel ik hem op om te zeggen dat ik pas halverwege ben! Als ik buiten kom om 15uur30 weet ik hem te vertellen dat men mij eigenlijk moet invalide verklaren! Mijn handicap is dat er teveel is dat mij interesseert. Een erg lastig leven is dit.
Ik dacht: ik begin boven: die munten daar vlieg ik door, dat interesseert mij niet. Wist jij dat het oorspronkelijke geld van China schelpen waren? Dat die gevolgd worden door metaal in de vorm van een soort zwaard met een soort rond handvat? Dat het uiteindelijk dat handvat was dat overbleef en de uiteindelijke vorm van geld zo ontstond? En die oude munten die we kennen: rond met een vierkant gat in het midden: dat die rondheid wijst naar de hemel en dat vierkant gat naar de aarde: wist u dat? Ik niet en ik vond dat allemaal zo boeiend!
Net zo boeiend vond ik het dat de voorloper van de Thonet stoel hier eigenlijk ook in China stond…
Of dat er hier jaden ringen gevonden waren van 51 eeuwen voor Christus? Ik kan me daar niets meer bij voorstellen: 51 eeuwen voor Christus: ik dacht dat ik verkeerd las! Ze vonden die ring in 1973: dat moet lappen gegeven hebben: kun je je voorstellen dat je die archeoloog bent die dat vindt? Ik wel: ik stel me dat dan allemaal voor! Ik stel me ook voor dat ik dat prachtig konijnsculptuurtje uit jade vind: 13 de eeuw voor Christus: mooi!
Hoe kan een mens hier een verdieping lager geraken met al dat moois?
Kun je je voorstellen dat men 300, jawel 300 potten moet bakken om die ene mooie keramiekpot te hebben net zoals ze dat wilden? Dat deden ze toen. De laagjes keramiek waren dikker dan de klei zelf en de hele wand was amper een halve centimeter dik! Ik zag hier kleuren keramiek die ik nog nooit ergens zag…
En die urnen ( 265 na Chr.) waar hele dorpen op geboetseerd zijn zodat men nu een schat aan informatie heeft: dankzij die urnen ziet men hoe de dorpen er honderden jaren geleden uitzagen.
Er zijn ook die bronzen schenkkannen en schalen in ontzettend knappe vormen: ik kan niet geloven dat ze ooit dienden om wijn in uit te schenken, of rijst in op te dienen… De collectie prehistorisch brons en terracotta is terecht dé trots van dit museum: hier zie ik bronzen stukken die ik nooit eerder zag, de terracotta beschrijven? Ik begin er niet eens aan!
Daar kon ik allemaal niet doorheen rennen! Zo duurt het werkelijk tot 15u30 voor ik me met een totaal uitgetelde echtgenoot flok in een chinees volksrestaurantje, aan een park. In China bekijken ze je niet als vreemdeling: ze doen dit alleen als je in een écht volksrestaurantje zit: dan stàren ze. We knikken vriendelijk terug…
Ik vertel in geuren en kleuren wat ik allemaal zag, hij zag het ook: hij ziet het terug voor zich… leuk.
We gaan naar de enige plek die ik me levendig herinner van twintig jaar geleden: de YuYuan tuin en een theehuis. Gevaarlijk want ik heb hier een top-herinnering aan. Gelukkig was er op de universiteit Jennifer: zij vertelde terloops, als een fait divers dat dit nog mooi is, als je tenminste doorheen die toeristische kermis geraakt. De woorden bleven hangen: toeristische kermis? Bedoelde ze dat écht? Jawel, zo echt al maar kan! Wat destijds een oase van rust was voor de gepensioneerde Chinees met zijn erhu (viool) is nu een kermis. Ah neen, niet echt: ik overdrijf een beetje: voor de tuin zelf moet je betalen: daardoor is er hier minder volk wat in China betekent: veel volk maar niet stampvol. Maar een erhu-spelende échte Shanghaier is in geen hoekje van deze zeer knappe tuin te vinden. Maar eerst de weg hierheen: daar is de beschrijving van een kermis helemaal op zijn plaats. De hele buurt rond deze oases-ooit-geweest is kapot. Ooit lag het theehuis als een tempel in het water. Errond het water, de negendelige zigzagbrug en daarrond de lage huizen van Shanghai. In mijn herinnering werd in die drukke woonwijken van toen zelfs gefluisterd, alsof ze in de uitstraling van het theehuis niet anders konden dan fluisteren. Nu zijn die oude huizen vervangen door spiegelbeelden van het theehuis: net dezelfde architectuur, net even hoog en groot maar in glanzend, nieuw hout opgetrokken. Of was het nep-hout? Ik heb het niet willen zien…
Maar zeker ook omdat het een feestdag was kon je er letterlijk op de koppen lopen. Volk, massa’s. We werden constant aangeklampt door verkopers met allerlei producten. Het enige voordeel van die massa was dat die verkopers niet lang bleven hangen. Als ze zagen dat we niet geïnteresseerd waren liepen ze naar een ander.
Maar goed, in de tuin vinden we voldoende rust om te kunnen genieten van deze prachtige oase met al zijn hoekjes en kantjes, watertjes en bruggetjes, doorkijkjes in vormen van schilderijenlijsten, doorgangetjes in de vorm van een bolle vaas of een langwerpige vaas. Ik was zelfs zo bevoorrecht dat ik minuten lang op een bankje kon zitten en geen mens zag, zelfs niet door een doorkijkje heen. Ook hier vond ik een beeld terug die al twintig jaar op mijn netvlies staat: de muur doorheen de tuin is golvend, afgewerkt in de vorm van de rug van een draag; twee drakenkoppen ontmoeten elkaar boven een deurportaal…
Ook al betaal je 5 euro voor een thee: ik wil in het theehuis mijn thee. Ook hier heel sterke herinneringen! Nu zie je hier alleen ‘witneuzen’ destijds alleen oude mannen mahjong spelend, erhu spelend: toen was er niet eens een vrouwentoilet want die kwamen hier niet: een overblijfsel van voor de revolutie. Ik geniet nu wel al staan de tranen klaar: wat kan een plek veel veranderen als het door veel toeristen als ik er één ben, vertrappeld wordt… ik voel me medeplichtig.
We haasten ons een heel eind verderop:Frank heeft een afspraak met een Chinees waarmee hij jaren geleden werkte voor zijn firma. Het weerzien is hartelijk! De man én zijn vrouw én zijn zoon wachten ons op, we zijn veel te laat; niet om trots op te zijn. Hij reserveerde een kamer apart IN een restaurant. Dit is een rampscenario van mijn nachtmerries: de eerste dag dat het echt heet is in Shanghai binnen moeten gaan zitten, dan nog in een kamertje apart zonder ramen, niet eens tussen volk waar ik mijn ogen de kost kan geven. Maar het is de grootste eer en de man is werkelijk erg aardig. Het wordt een aangename avond met veel te veel schotels: ze bestelden er wel twintig! Zelf aten ze zuinig maar stonden erop dat wij aten…
Nadat we afscheid namen, het is donker, negen uur, stappen wij naar de Bund. Nee, niet de Bunt in Hamme, maar de legendarische promenade langs de stroom in Shanghai, officieel Zhong Shan straat maar iedere buitenlander gebruikt nog altijd de koloniale naam. Die moet ik ook nog teruggezien hebben. Ook hier barstend vol van het volk maar zoals ik me voorstelde. De statige koloniale banken en handelskantoren, destijds de hoogste gebouwen van Azië, staan er nog, ze zijn nu verlicht natuurlijk. En aan de overkant van het water, toen onbewoond staat nu een parade van wolkenkrabbers: het nieuwe Pudong, begonnen in 1992. Het is een fascinerend en mooi beeld voor wie kickt op skylines en ik hoor bij die groep …
Ik ben dankbaar dat we nu wel onmiddellijk een taxi vinden die ons om middernacht thuis brengt. Het was een zware dag, morgen vliegen we om 13 uur naar Dalian. Ons bezoek hier was tekort, mijn ‘oude vriend Shanghai’ en ik zijn bijlange niet uitverteld: ik kom terug…


WOENSDAG 02.05

We nemen afscheid in stijl! We nodigen Jan en Arlette uit om samen te aperitieven in Jinmao: de vierde hoogste toren van de wereld. Eigenlijk ben ik blij verrast als ze zeggen tijd te hebben, we bleven lang napraten na het ontbijt waardoor ik nu als een furie door het appartement raas om de koffer in een sneltempo te pakken: ik heb een vriend die me altijd furie noemt: ik doe mijn naam eer aan.
Lift in en 88 verdiepingen hoger uitstappen. Ook hier verlies je al je zin voor proporties of is het omgekeerd: zie je hier weer de proporties omdat dit de uitgelezen plaats is om te zien hoe klein alles beneden is? Eigenlijk wel.
Vlak naast deze toren is men alweer een hogere aan het bouwen: dé hoogste van de wereld. Dacht men: in de Emiraten is men ook al bezig met echt dé hoogste, dat heb je als concurrerend van aard bent!
We hebben mooi de tijd om van ons pintje, het uitzicht en van mekaar te genieten: er worden afspraken gemaakt: Jan en Arlette komen naar Shenyang. Hoe frustrerend zal dat voor mij niet zijn om hen niét te kunnen ontvangen! Ik die ook zo graag ontvang, wij die hier zo verwend werden. We hebben niet eens vier stoelen, laat staan een deftig museum! Maar we vinden er wel wat op…
De vlucht naar Dalian verloopt probleemloos, al vlieg ik liever in een groot tuig dan in zo’n kleintje dat meer zotte keuren heeft.
In Dalian aangekomen botsen we even op een misverstand. Frank bezocht Dalian al enkele malen toen hij nog werkte en logeerde toen in de stad en vindt het nu evident dat we naar de stad trekken. Voor mij staat Dalian gelijk met de zee, dus vind ik het evident dat we naar de zee trekken. In de luchthaven staan steeds mensen die hulp aanbieden voor het vinden van een hotel. In tegenstelling met wat wij dachten ervaren we nu ook weer dat je daar gerust kunt op in gaan: die mensen doen echt hun best om je te helpen. Het meisje snapt dit echtelijk misverstand en heeft een oplossing: de taxi brengt ons naar een hotel aan zee, indien ons dit niet bevalt brengt hij ons naar een hotel in de stad.
Het hotel aan zee is ‘volgeboekt’ maar nadat ze mijn ontgoocheld gezicht zien en wat heen en weer telefoneren is er wel een kamer met zicht op zee. We blijven. Het is ‘het sanatorium van de mijnwerkers’. Geweest. Nu is het een gewoon hotel, vrij sjiek maar de bezoekers zien er niet echt bemiddeld uit. Er is zelfs een badhuis aan. Ik maak er geen gebruik van gezien we een heerlijk badje in de kamer hebben, en een man die bereid is te masseren, ah, het badhuis verbleekt.
Verder valt hier op dat alles tweetalig is: Chinees én Russisch! Geen Engels. Je ziet hier ook nauwelijks vreemdelingen en als je er ziet zijn het inderdaad Russen. Eigenaardig want Dalian is de stad van Koreanen (de buurmannen) en vooral Japanners – na de eerste wereldoorlog werd deze Duitse (!) kolonie aan de Japanners cadeau gedaan.
De zeelucht doet me zo goed! We gaan diep ademhalend aan de rand van het water zitten. Hier zal ik uren doorbrengen. Diep ademhalend en rustend. Zeker weten.
Een kindje van negen jaar komt naar ons en zegt zo schattig: ‘let’s take a picture’. Niet te weerstaan. Het overkomt me hier nog vaak: door jong en oud, krijgen we die vraag.
We genieten van een visschotel in een restaurantje met zicht op zee. Ik voel me erg blij en besef meer dan ooit dat ik aan de zee geboren ben: ik kan niet zonder.

DONDERDAG 03.05
We kunnen kiezen: een Chinees ontbijt tussen de Chinezen of een Russisch ontbijt tussen de Russen: we kiezen een Russisch ontbijt tussen de Chinezen. Ik denk dat ze er niets van begrijpen maar ze laten ons doen. We vragen aan enkele Russen wat ze hier komen doen; ze zijn hier op verlof ; Dalian is immers niet ver van hun thuisstad Irkoetsk, maar een uur of vier vliegen – als je midden in Siberië woont krijgen afstanden een andere betekenis en Dalian is inderdaad de dichtstbijzijnde badstad en de meeste buitenlandse toersiten hier zijn Russen.
Ik besluit wel dat we morgen dit ontbijt laten voor wat het is en aan het strand gaan ontbijten.
We wandelen westwaarts langs het strand. Er zijn weinig gelegenheden om echt langs het strand te lopen: Dalian is heuvelachtig, de bergen lopen tot in zee: men legde nog geen wandelpad aan. Jammer. We lopen voorbij een hotel: Frank herinnert het zich weer: het is de week van het trouwen. Er wordt deze week aan de lopende band getrouwd. Dit is te zien aan dit hotel. Voor het hotel zijn de rode ‘triomfbogen’ opgeblazen, de mensen wachten op het koppeltje. Wij volgen het gebeuren en beseffen nu waarom er hier ‘trouwwinkels’ zijn! Alles is superchique en tot in de puntjes uitgewerkt! In de ingang van het hotel hangt een gigantische foto van het paar dat er straks aankomt. Ze komen aan in een chique zwarte wagen. Na de fotosessie schieten ze ‘iets’ af: wij verwachten geknal maar we zijn fout: duizenden gekleurde papierstrookjes worden de lucht ingeschoten! Het sneeuwt kleurtjes: hiervoor alleen wil ik meteen hier hertrouwen: het spektakel is prachtig! Daarna moet het paartje elk een duif in de armen nemen, en op sein laten vliegen: tientallen anderen worden op hetzelfde moment gelost. Hierna krijgen ze elk een tros ballonnen in de hand: ze moeten er een roos aanbinden en ook die op sein loslaten. Hierna moeten ze een sliert van zo’n vijftien ballonnen met hun voeten kapot trappen zoals wij kaarsen uitblazen op een verjaardagstaart: geen ballon mag overblijven. En nu mogen ze de feestzaal binnen… Wauw!
Ze zijn nog niet helemaal binnen en daar komt de volgende al aangereden! Zelfde verhaal… het eerste paartje leek wel verliefd, dit paartje is ontzettend onbewogen en afstandelijk. Maar mooi zijn ze allemaal, prachtig, sprookjesachtig,…
Verder, ontdekken we een klein strandje waar je twee yuan ingang moet betalen voor het onderhoud van het strandje. Je moet een hele lange steile weg of trap afdalen voor je er geraakt. Het is charmant ingericht, met luifels waaronder grote tafels die je per dag kunt huren voor 5 euro en een open restaurant aan het water: ik waan me bij Ajo in Spanje, bij mijn ouders (insiders weten maar al te goed wie Ajo is: hij serveert de heerlijkste paella aan het strand: ik zie mijn vaders ogen al glanzen als hij dit leest! ) In het water, drie meter van de waterrand staat een nieuwe boeddha met twee zijden zodat hij vanop het strand er eender uitziet als vanop het water. Je zag hem al van hoog staan. Er wordt wat wierook geofferd. Er komen veel speedbootjes aanvaren om hem te bekijken.
Verderop staat een blokkendoos: een achttal kamers wanordelijk op elkaar gestapeld. Zijn dit kamers om te huren? Niemand, behalve de garde die ook aan deze kant van het strandje geld int. Ze doet teken dat we mogen kijken. Ik bekijk de kamer die middenin de blokkendoos ligt maar iets hoger gelegen: zes hoge, onregelmatig gegoten betonnen treden op met een betonnen leuning in de vorm van een boomtak okergeel beschilderd. Maar eigenlijk staat mijn besluit al vast: HIER wil ik logeren, dit is een droom en al de rest maakt me niet uit! Kost me dit 12 euro of 120, het maakt niet uit, al is het toilet een Chinees zoals de Franse destijds en doet dit gat eveneens dienst om boven ter staan terwijl je douchet, met koud water uiteraard: het maakt niet uit, geen handdoeken noch wc papier: lossen we wel op… Als we horen dat we nog enkele plastieken stoeltjes (een tafeltje staat er) krijgen om buiten te eten en dat het 12 euro is, is het helemaal beslist: morgen verhuizen we. Blijkbaar verwacht ze niemand want reserveren hoeft niet. Vreemd. Wellicht is dat te minnetjes voor de Russische en Chinese toeristen die wel geld hebben om te reizen: die zien het dan wellicht meteen groter? En de backpacker kent het niet…
De steile trappen op, deze zijn nog moeilijker dan aan de andere ingang, om langs de baan wat verder te wandelen om in een hallucinante, decadente situatie terechtkomen. Dit stranddeel van de stad aan de zee is superluxueus. Rechts langs de rotsen is een nieuw kasteel gebouwd in middeleeuwse stijl en versterkt als een burcht. Links een barok winkelcomplex rond een gigantisch groot chique plein. Het midden van het plein heeft twee glanzende marmeren zuilenrijen: de poëziezuilen. Die leiden naar een cafetaria midden op het plein, met een fancy terras. Wat is nu het opmerkelijke, het decadente, vraag je je af: alle gebouwen, ze staan hier zo’n vijf jaar, zwarte marmer, drie verdiepingen hoog, staan leeg! Alleen de cafetaria functioneert, alsof er niets aan de hand is. Later vertelt een man ons dat dit te maken heeft met speculatie en hoogmoedswaanzin maar ook met witwassen van geld… onvoorstelbaar wat in dit land gebouwd wordt én leegstaat. Je kan alleen maar hopen dat dit ertoe zal leiden dat de huurprijzen omlaag vallen en vele mensen straks mooi zullen wonen…
Achter dit complex, verder langs het strand komen we in een eindeloos pretpark terecht aan de rand van een nog veel groter ovaalvormig plein. In de verte aan de andere kant een reeks torens in aanbouw. De hele kustlijn hier is één luidruchtig pretpark. Ik word er nerveus van! Mag hier niets rustig zijn, in dit land? Neen, dus! In het begin zijn de attracties nog schattig: van knappe, houten paarden waarop jong en oud kunnen rijden over de dijk door aan een hendel heen en weer te bewegen, tot de plastiek ballonnen waar iemand inzit en mee over het water dobbert… maar verderop heb je ‘het aquarium’, dan het Polar Center waar ijsberen en aanverwanten zitten en nog verder weer een ander soort reusachtig Disneyland.. Ik spreek me nu nog niet uit over de waarde van een pretpark, ik ben er nooit enthousiast over geweest, laat staan dat men het bouwt langs de kust! Waarom niet gebouwd in de andere richting, landinwaarts. Al hebben we honger: ik wil hier weg. Een taxi in, terug naar ons strandje waar we op een terrasje krabbetjes eten. Gisteren zag ik het hier niet zo zitten: ik vond de muziek hier te hard staan maar nu na die hectische confrontatie van daarnet, hoor ik onze muziek nog nauwelijks. We hebben een mooie avond met voor ons op het strand een treurig maar eigenlijk amusant spektakel: twee echt stomdronken mannen, aan de rand van het water, doen er twee uren over om hun kleren aan te krijgen met als bedoeling naar huis te gaan. De ene nog meer dronken dan de andere: hij houdt zijn maat tegen als die in het water wil lopen, of als hij de bierflessen in het rond wil gooien, hij helpt hem aankleden maar die maat trekt die kleren direct weer af: oneindig veel geduld heeft die eerste. Het laatste deel van hun bedoening konden we niet gadeslaan: wij waren eerder weg…

VRIJDAG 04.05

Zo gedroomd, zo gedaan: we ontbijten aan het water. Zalig.
We verhuizen! Mijn hele wereld is Parijs, of is het nu Dalian? Ik ben in mijn nopjes.
We bellen Serge op die we eerder in Shenyang leerden kennen en hier vlakbij woont. Ook hij is blij ons te horen en wil ons ontmoeten maar ik heb al snel spijt van deze telefoon: hij vraagt ons bij hem te gaan maar niémand krijgt mij hier nu nog weg… Ik zeg het ronduit. Hij komt naar ons om samen te eten bij ‘mijn Ajo’, dit na een dagje van niksen en genieten van de zeelucht. Al zit een heel klein addertje onder het strand: niet ver van onze blokkendoos is een put waar het overvloedige strandafval van al die barbeques verbrand wordt, het smeult de hele dag! Gelukkig stoort dit alleen als de wind uit de verkeerde kant komt en dit is maar af en toe. Oef!
Na het etentje neemt Serge ons mee naar zijn appartement, nu mag het: het is donker al spijt het me nog. Dit blijkt weer zo’n luxueus appartement te zijn: heel knap ingericht met een keuken en een badkamer die deel uitmaken van de grote living-salon maar afgesloten kunnen worden door een matte glazen wand die perfect schuift. Hij woont er met vrouw en dochter. Fanny, een vrouw uit Parijs en haar drie jonge kinderen zijn bij Serge op vakantie. Zij woont in onze stad, haar man werkt bij Michelin en na drie jaar Shenyang is hun contract hier afgelopen: ze vertrekken nu naar Thailand voor enkele jaren en zijn reuzeblij. Wat een leven! Dankzij internet mist ze haar moeder, die meesprong op het wonder van hedendaagse techniek niet…
Ik ben blij met het lampje dat ik van Serge meekreeg zodat we onze kamer terugvinden.
Blijkt dat de lakens al beslapen werden. Dàt vinden we niet zo leuk… maar we zijn inmiddels te slaperig om nog te reageren…

ZATERDAG 05.05

Om vijf uur wordt ik wakker van stemmen. Het is al volop licht. Om zes uur word ik te nieuwsgierig en ga kijken en wandelen langs het strandje. Jawel, het strandleven is volop bezig: mannen zijn aan het vissen, groepjes vrouwen plukken wier dat op de stenen groeit én enkele vrouwen duiken het ijskoude water in om lange slierten wier uit de zee te halen! Ik kon mijn voeten nauwelijks even baden, zo koud!
Ons tafeltje buiten is om zeven uur al in beslag genomen door een groepje kaarters. Geen nood: wij halen ons houten tafeltje naar beneden en hebben het gedroomde ontbijt! Woorden tekort om te beschrijven wat ontbijten in de zon, aan een tafeltje, aan de branding voor mij betekent…
Na lang luieren gaan we de andere kant van de kust verkennen. Het opvallendste bij deze wandeling is dat we ontdekken dat veel initiatieven knap opgestart worden en om onbegrijpelijke redenen opgegeven worden. Zo was er een prachtig, groot vakantiecomplex, met sportfaciliteiten en alles erop en eraan: opgegeven… Het is geen vijftien jaar oud. Geen investeerders voor zoiets? Moet het grootster? Vind men de juiste personen niet om zoiets te runnen? Erg vreemd.
Midden een lange tocht, langs de baan weliswaar maar erg mooi, we lopen langs een groen begroeide bergwand met onder ons zicht op de zee waar hier en daar een rots uit het water steekt, slaat de hemel dicht en begint het te regenen. Hier hielden we geen rekening mee: veel te licht gekleed en geen paraplu. We kunnen schuilen aan een park voor Lovers, wat dit ook mag zijn. We moeten er ingang betalen en we kunnen er niet eten dus gaan we er niet binnen: we hebben honger. We wachten aan een bushalte vlakbij:een meisje vertelt dat we niet op de bus kunnen: je moet reeds tickets gekocht hebben. De enige taxi die er staat is een brutale vlegel: hij ziet dat we in de knoei zitten en vraagt een exuberante prijs. We bijten even door en wachten. Zo als zo vaak hebben we weer geluk: het stopt met regenen, al is de hemel dicht van de mist. We stappen snel verder om de kou niet te voelen en in de hoop op te drogen. Jawel, dit alles kunnen we snel vergeten: we komen aan een hotel met een restaurant met zicht op het water.
Ooit lag mijn vriendin dubbel toen ik in Damme vroeg of de pannenkoeken er altijd koud geserveerd worden: dit was een ernstige vraag, geen toppunt van diplomatie want een diplomaat ben ik tot mijn spijt niet, dacht ik. Nu echter lijkt mijn diplomatie aangeboren te zijn: zoals overal krijgen we thee als verwelkoming. De warmte ervan doet me goed. Maar als het meisje vraagt wat we willen drinken bij het eten, bier of wijn, zeg ik dat ik het bij thee hou maar dat ik liever jasmijnthee heb. Ik zie algemene paniek en razendsnel haalt men een ijzeren pot boven en worden extra blaadjes in de kan gegooid: het was jasmijnthee…
We eten er lekkere zeevruchten, zoals bijna altijd hier in Dalian.
Het strand van dit restaurant blijkt de uitverkoren plaats te zijn voor de trouwfotootjes: het ene koppel naast het andere, ze staan wel met zes koppels in de branding, wordt gefotografeerd. Alles in scenario gebracht: hoe ze moeten lachen, kijken, staan en zelfs liggen: met die mooie jurken op de keitjes…Tot in de details krijgen ze instructies tot soms erg lachwekkende, geforceerde houdingen van lopen naar mekaar, tot knielen voor mekaar, sip kijken, verliefd kijken, wegdromen… Kostelijk amusement!
Er zijn zelfs afgerichte witte duiven die perfect meespelen in de reportages!
Verderop aan het strand komen we weer in een populair deel met attracties. Gelukkig binnen de perken van het overleefbare voor mij. Zo overspande men er een kloof tussen twee bergen met een gigantisch net: daar kun je vogels gaan bekijken en beluisteren. We doen wat inkopen voor ons etentje van vanavond: daar zette ik een scenario voor klaar, naar Chinese normen: alles tot in de puntjes voorzien!
Een vrouwelijke buschauffeur, heb je hier steeds gehad in China, zet ons af aan de terminal. Binnen, voor het raam, het licht mag niet aan want dan zie je de zee niet meer, worden groentjes gesneden en wordt een wijnflesje geopend (oei, mijn scenario valt in zee: ik vergat een kurkentrekker maar ik heb een man die kan meespelen als het moet: hij krijgt wijn uit die hals), de avond verloopt zalig, met een wandeling in het donker langs de branding als afsluiter. (voor nog geen halve euro kon ik daarnet plastieken slippers kopen: mijn smile kan nu niet op)

ZONDAG 06.05

Gewoon zoals je het droomt: een stranddag waar ik alleen inspanning doe om van de ene bil te draaien op de andere. En af en toe wat te lezen. En ‘ja’ te zeggen als mooie, knappe meisjes vragen of ze met mij op de foto mogen (ik mag niet nadenken!). En geroosterde gamba’s met een soort geroosterde blubber (blijkt een zetmeelhoudend iets te zijn uit aardappelen) te eten. En af en toe een steentje in het water proberen gooien zoals sommige dat goed kunnen: zo dat het opspringt over het wateroppervlak: ik kan het niet maar het doet me op een of andere manier aan de bijbel denken. En te zonnen: iets wat de Chinese vrouwen alleen doen als hun lichaam bedekt is en met een paraplu boven hun hoofd: zij willen absoluut wit blijven (alle cosmetica heeft hier ‘whitening’ als opschrift: als het niet wit trekt verkoopt het niet). Ik ben de enige in bikini.
Nu wordt gretig gebruik gemaakt van de tafels aan het strand: door families en door grote vriendenkringen. Maar meer nog houdt men ervan om aan het strand zelf te zitten met een kleine barbecue en de hele dag vlees te roosteren, spelletjes te spelen, te zonnen, mét de kleren aan, wat de vrouwen betreft.
Gelukkig ook staat de muziek niet keihard en zit de wind goed!
Op het eind van de dag is het strand een stort. Het wordt keurig gekuist.
We genieten van onze laatste avond.

MAANDAG 07.06

Afscheid met een strandwandeling en zo’n ontbijtje: het kon slechter! Ik haal nog enkele malen heel diep adem en hoop dat nu eindelijk mijn verkoudheid en slijmvorming zal verdwijnen.
Nu bussen we vier en een half uur naar Shenyang. Ik ben blij naar ‘huis’ te mogen, vreemd!
Shenyang verwelkomt ons met wind en daardoor een zandlucht: van ver zien we de lucht al roze gekleurd: ja, de woestijn ligt hier dichtbij! En toch is het leuk weerzien. Bijna naar gewoonte, shame on us, gaan we naar de pizzahut! Het smaakt me mateloos, ik kan het u verzekeren!
Ik heb nog energie om boodschappen te doen want de bus stopte vlakbij de Carrefour, we hebben niets in huis: dit is te verleidelijk. Chinese boodschappen doen duurt nog steeds langer: ik moet op elk product vier keer staan kijken, en drie keer de ronde van de winkel doen voor ik het vind. Zo loopt men twee maal omheen de winkel om kakigroen garen te vinden: ik zal het gaatje in mijn trui wel stoppen met zwart. Gelukkig besloot ik dat: buiten vond ik de meest ongelukkige man ter wereld. Alsof er geen Shanghai,, noch strand was…
Thuis word ik verwelkomd door enkele mailtjes van werkelijk mensen die heel dicht in mijn hart liggen: als dit niet leuk is! Er ligt zelfs een echte brief uit Nederland: Yvonne, die gedichten schreef geïnspireerd op mijn schilderijen schrijft alleen brieven, daar kan ik me iets bij voorstellen. Bedankt, jullie zijn schatten. Maar ik mag ze niet gaan beantwoorden en alleen lezen: ik wil even prioriteit geven aan dit bloggen: ik blog al anderhalve dag (dit is natuurlijk ook een deeltje antwoorden… de rest komt later) : het is inmiddels woensdagmiddag: ik verliet ons appartement nog niet sinds aankomst, maandagavond! Maar het deed me goed om alles op een rij te zetten: zoveel gezien en beleefd. Zo kan ik het afronden en straks aan een nieuw schilderij beginnen. Ik ben er een beetje bang van: zou ik eerst even naar het badhuis gaan?