4 juni 2007

Maandag 04.06.07 HANDLEIDING BIJ DE CHINESE CONVERSATIE DOOR LIEVE DEJONGHE
Frank schreef het: ons weekend Lange Muur was heerlijk. Dit niettegenstaande de man die meer dan vijftig keer naar China reisde en nog nooit ziek was maandag werkelijk geveld was: niet bij te houden hoeveel hij moest overgeven, diarree en wellicht ook koorts had. Ik ben dan direct vreselijk ongerust. En nu ik vernam dat ‘mijn’ aangename, Engelssprekende dokter Li, met zijn erg nette verdieping in het ziekenhuis, Shenyang verlaat, zal ik me nog minder safe voelen. Dit is echt spijtig. Reden van zijn vertrek: het gebouw waarin hij zijn verdieping had wordt… gesloopt. Het is waar dat de verdiepingen eronder waar Chinese dokters werkten niet aantrekkelijk waren… Zo gaat het er hier aan toe. Soms ben ik geshockeerd dat men wijken of blokken sloopt, maar eigenlijk is dat een goed teken: men wacht eenvoudigweg niet tot het té erg wordt. Ik zag hier een reportage over Indië en pas dan realiseer je je eigenlijk hoeveel men hier doet en hoe bewust men problemen aanpakt. En dit voor zo’n gigantisch land met, geloof me vrij: héél veel mensen…
Wat het ziek zijn betreft: Frank bleek niet alleen te zijn: minstens vier mensen van de groep hadden hetzelfde meegemaakt. De oorzaak is natuurlijk niet te achterhalen: de leverreepjes, zegt de één; neen, de vis, zegt de ander; het water van de thee smaakte niet goed, zegt de derde…
In Shenyang hebben we veel wind, zon, tot 35 graden maar af en toe hevige buien gehad. Dinsdag was ik geconcentreerd aan het schilderen toen het leek alsof iemand het licht uitdeed. Was ik het uur vergeten? Stond mijn uurwerk soms stil? Het was pas 17 uur, het werd inktzwart. Jawel, een onweer met donder en bliksem van jewelste. ’s Morgens las ik net in de krant dat er in Berlijn drie wegenwerkers gedood waren door de bliksem? Ik liep met mijn parapluutje en een klein hartje snel huiswaarts… was dat parapluutje nu de ideale geleider? Na het onweer wou ik even buiten: de lucht is dan opmerkelijk stofvrijer. Ik reed naar het badhuis voor een zwempartijtje en een massage. Niet te geloven: de masseur was normaal! Hij begon stroef: geeuwend! Maar hij raakte goed op dreef en deed het heerlijk. Hard waar het goed doet, zacht waar moet. Hij was apetrots als ik zei dat ik het zalig vond: hij toonde mij zijn nummer. Ware het niet dat ik zo ontzettend nieuwsgierig ben…
De mensen vinden het een enorme eer als je bij hen terugkomt. Zo ondervond ik het vrijdagavond ook bij de kapper. Ik fietste erheen, veel minder bang dan de eerste keer: in de tijd die verstreek tussen mijn eerste bezoek en nu overwon ik hier wel wat schrik om alleen op avontuur te gaan. Dit vooral dankzij de GSM: er zitten nu al behoorlijk wat nummers in van Engels sprekende Chinese kennissen die ik mag opbellen in nood en die dan vertalen. Een hele geruststelling.
Je kan je niet voorstellen hoeveel geduld je hier voor alles nodig hebt. Is het niet omdat ze met tien naar je staan kijken, dan is het omdat ze zo bang zijn iets verkeerd te doen als je iets vraagt of omdat ze je niet verstaan, natuurlijk. Bij de kapper speelt het alle drie. Uiteindelijk verstaan we elkaar: we kunnen afscheid nemen met een uitbrander omdat ik zelf aan mijn haar knipte en ik moet beloven dat ik hém laat knippen in het vervolg, ik heb gekleurde haren én een knalroze streng ertussen! Ietsje teveel vooraan, ik had het liever meer opzij gezien, maar goed… ik heb mijn roze… het leven tussen jonge mensen doet bruisen… Terwijl ik wachtte tot de kleuring zijn werk deed gebruikte een jongen mijn tijd om hem Engels te leren: ze kunnen het vaak lezen maar weten niet hoe uit te spreken. Toen ik wat rust wou, gaven ze me een Chinees tijdschrift: ik wist niet wat ik zag: de markt van Antwerpen waarop nb hét restaurantje stond waar ik zo graag heenga! Dat deed me waarlijk iets… Tussen alle Chinese karakters zag ik namen: Dries Van noten… Dekeersmaeker…
De kapper was zo trots dat ik teruggekomen ben! Hij nam foto’s van me en zei dat we vanaf nu vrienden zijn…
Eigenlijk is converseren makkelijk! Ik heb begrepen dat er een zeer vast schema in de vragen zit. Kijk, het werkt zo: ze zien je: amai, kijk een vreemdeling! De eerste vraag is dan natuurlijk: ben je een Rus of een Amerikaan? Zonder dat ik die vraag begrijp -want ze gebruiken wel steeds een beetje andere woorden netzoals wij zeggen: vanwaar kom je? Of waar kom je vandaan? Of waar woon je?- gok ik: ik zeg: “ik ben Belg.” Aha, juist: dat wilden ze weten. Dan komt gegarandeerd de volgende vraag waarop ik blindelings antwoord: “ja, ik ben hier met mijn vriend” (het Chinese woord voor echtgenoot ken ik niet maar bij ‘vriend’ maak ik dan een gebaar zoals de chinezen doen: twee gekromde wijsvingers naar mekaar buigen. Het moet een beetje een pikant gebaar zijn want ze lachen een beetje, als ze dat doen) ‘en die vriend’ zo kan ik al op de volgende reactie antwoorden zonder veel twijfel ‘die vriend , die is leraar’ Aha, we zitten nog juist. Zo kan ik aardig verder gaan: tot de school waar hij lesgeeft, op het juiste moment gok ik dat ik mag antwoorden dat ik kunstenaar ben, zo weet ik ongeveer wanneer ik moet zeggen hoe oud ik ben. Vragen ze gegarandeerd: je kan niet fout doen met dat op een vraag te antwoorden. Ik zeg dan: “raad eens!” Dan lachen ze en zeggen ze gegarandeerd: “30!” Dan zeg ik ‘ja, juist’ en dan zie je hun ogen rollen, want dàt zeiden ze natuurlijk alleen maar om vriendelijk te zijn… En zo kan ik nog éven verder gaan maar niet lang meer… als ik dan moet zeggen dat ik geen chinees praat, wordt het gesprek met spijt afgesloten met de woorden dat ik heel goed chinees praat… en dan kijken we meestal nog een beetje naar mekaar… en dan volgt gegarandeerd een opmerking over de grote neus… Zo is het dat het gaat…
Zaterdag wilden we heel ver fietsen maar vanwege de wind en de kou zijn we na de picknick aan ‘de kleiputten van Tielrode’ of ‘de statieput van Eernegem’ terug huiswaarts gereden. Natuurlijk fietsen we terug via wijken en straten die we nog niet kenden… Het was weer zo anders, wat we zagen. Nu kwamen we tussen boerderijen: anders dan je je voorstelt. Het was een straat met de ene poort na de andere. De poorten stonden open, en dan had je telkens een binnenplein waarrond een zestal woningen staan. Boerderijen in de rij… Het land zelf ligt dan wellicht verder van de woning. Of er waren de rijen serrs. Hele lange serres. De ene na de andere. En voor elke rij stond een woning: dat was de gezinswoning van de eigenaar van die serre.
En natuurlijk kwamen we ook op plaatselijke markten terecht. Ik wist niet dat jaargetijden zo een impact op het leven konden hebben! Nu leeft iedereen op straat, op elke hoek is een marktje of tenminste een fruitstalletje met exotisch, kleurrijk fruit; overal zitten groepjes op lage stoeltjes te kaarten: wat een feest! We laten ons verleiden tot de aankoop van mosselen: de visvrouw vraagt of we dat in Belgie ook hebben. Als we zeggen dat wij ze koken in de plaats van roosteren is ze erg verwonderd.
Dicht bij onze unief zoeken we alternatieve wegen voor mij, om te fietsen nu mijn traditioneel dorp vergaan is tot stof en steengruis en er met de vele vrachtwagens niet meer door te komen is.. We vinden aardewegen tussen rijst- en maisvelden. Zolang het droog ligt is dat te doen. Maar tussen de grote afbraak- en bouwwerken, die ik dus wil vermijden, moeten we echt even hard lachen: gesproken van “van de nood een deugd maken”: midden de ruïnes, zetten enkele slimme gasten tussen de enige bomen die er nog staan heel romantisch ogende eettenten voor de gastarbeiders: lampjes, lampioenen, mooie muziek: “snackbar de boomgaard”! Je waant je in Eden…
De zondag zoeken we de grootste boekenwinkel van Shenyang: aangeraden door Frank’s collega’s. Fietsend natuurlijk. Er was nog sterke wind, wel zon. En hectischer op de baan dan ooit , ah, als altijd bedoel ik. Even leek het erop alsof ik mijn laatste vier kilometer van mijn leven gefietst had: ik moest bruusk remmen voor een wagen die een raar manoeuvre deed. Daardoor reed de fietster achter mij tegen mij aan en zat ik klem in haar fiets met mijn pedaal. Tegelijk begon die wagen waarvoor ik stopte achteruit te rijden. Maar de dame van de andere fiets was zo uit haar lood geslagen dat ze tegen een vreemdeling aangereden was dat ze een standbeeld geworden was, nochtans moest ze zien dat die auto nu in achteruit recht op ons aan het rijden was. Dan ben ik maar keihard op de auto beginnen kloppen: hij stopte op geen twee centimeter van mijn voet. Door het verkeer fietsen vraagt hier sowieso al je optimale en constante concentratie, nu moest ik werkelijk bekomen. Trouwens, deze week is Frank al gevallen: hij lette even niet op en reed pardoes op een leerling van hem! Leerling: ongedeerd, leraar: verwonde schouder en elleboog.
De boekenwinkel was gigantisch groot. Afspraak: over een uur bellen we mekaar op om te zeggen waar we staan. De domste afspraak die je ooit kan maken! Zoals me al zo vaak overkomen is: wanneer ik een GSM echt nodig heb werkt ie niet. Blijkt dat mijn belwaarde op was. Anderhalf uur lopen we mekaar te zoeken. En wat ik niet wist: dan kun je ook geen telefoon ontvangen want hier betaalt de beller én de ontvanger. Mijn belwaarde is trouwens veel sneller op dan verwacht: blijkt dat ik een goedkoop tarief heb, maar dat werkt alleen goedkoop binnen deze stad. Een telefoon krijgen of geven buiten Shenyang kost me tien maal de prijs. Intussen heb ik ook door dat ik ‘soms’ een SMS kan sturen naar het buitenland, maar zeker geen kan ontvangen. Indien ik dat wil moet ik een ander telefoonnummer aanvragen. Tja, voor je alles doorhebt in een andere maatschappij kan het toch wel even duren…
Even uit het humeur. Frank had er wat meer last van als ik maar dat kwam wellicht omdat hij ontgoocheld was door de winkel: hij was hem door leraars Engels aangeraden en hij kon achteraf gezien best begrijpen waarom zij deze winkel goed vinden… Ikzelf had me ontzettend geamuseerd in de afdeling kinderboeken: de illustraties waren zo knap! Ik moest me bedwingen niet te gaan kopen.
Maar hij vindt iets dat hem vrolijker stemt: ook al doorkruisten we de stad nu al, hij wil nog wat verder tot aan de rivier en dit blijkt een goede ingeving te zijn: een prachtig fietspad leidt ons tot daar. Ik zucht voor de zoveelste keer: waarom wonen wij blijkbaar aan de lelijkste kant van Shenyang? Alle andere zijden zijn mooier, leefbaarder.
Voor we de terugrit aanpakken amuseren we ons nog in een eettent, buiten, er hangen zelfs lichtjes in. In het algemeen mis ik de warmte en het verhaal van oud in Shenyang. Maar dit gemis wordt nu gecompenseerd door het bruisende leven. Het meest opvallende is trouwens dat er nu voor elk restaurantje, en dat zijn er duizenden, een rokend barbequestel staat én tafeltjes vol vrolijke mensen. De vrolijkheid en de ongedwongenheid van de mensen compenseert dan weer hun gemis aan charme, flair, hun brute manieren in bewegen, hun manier van eten en drinken, hun spuwen en het luidruchtig kortaf roepen naar de ober: ‘fuyuan!!!’ ze kunnen het schreeuwen als een vloek... Hier onder dit luifel worden we overrompeld van liefheid, vragen en warmte: je zou ze soms willen knuffelen. Het gaat nu over een tafeltje vol jonge mannen met allerlei vragen. Belgie, dat weten ze begot niet liggen. Of we Nike hebben? Adidas? Malboro? Wat we hier komen doen, hoeveel we verdienen, enz… Een van de mannen schenkt de hele tijd ons glas vol met ons eigen bier. De een werkte als chauffeur, de ander bij een telefoonmaatschappij, de ander was secretaris.
We rijden door een winkelwandelstraat. Een poepsjieke straat. Hier kocht ik vier maanden geleden mijn bureaulamp: klein detail: de straat was toen alles behalve poepsjiek. Dag klein winkeltje, hallo chique panden, hallo chique buurt. Mooie winkels, ik wist niet dat we dergelijke buurten hadden, er zijn er nog een paar: Frank hield ze verscholen voor me, zo vermoed ik. Hij ontkent niet. (maar de waarheid is eigenlijk dat ik totnogtoe zelf geen tijd en zin had om in zoiets rond te lopen, ook ik moet bekennen.) Aha, ze hadden in deze straat zelfs een winkel voor grote maten! Hadden want zo te zien is die alweer failliet… jammer. Maar dat terras voor de Starbucks, dat springt in mijn oog! Hier, in een mooie buurt, zou ik wel eens alleen willen zitten, gewoon om mensen te bekijken, zoals ik zo graag doe. Of met een vriendje of vriendinnetje om te palaveren over ‘t een en ‘t ander… dit is iets totaal anders dan zitten in volksbuurten of langs drukke straten vol leven. Het gekke is dat ik van beiden evenveel geniet! Zo vonden we gisteren in een volkswijk een barak waar bier verkocht werd. Er stonden afgedankte zetels voor, tussen de bomen. Dat was trouwens ook de eerste keer dat we zoiets vonden. Eettentjes genoeg maar gewoon iets kunnen drinken? Ik was in extase door het sfeertje, rondom ons.
En nu hier… Tja, de indrukken vliegen ons om de oren. En nu we beseffen dat we over vier weken weggaan voor enkele maanden, hebben we nog meer tijdsdruk: er is nog zoveel te doen!
Het was al negen uur toen we nog anderhalf uur terug moesten fietsen. Ik eindigde de tocht met een spurtje: een jongeman op een mountainbike wou me uit de wielen rijden… hij onderschatte deze witneus…
Vandaag, maandag, kan ik even niet tegen weer duizenden verschillende jeansbroekjes en duizenden verschillende schoentjes om me heen. Jawel, er zijn een miljard vierhonderd miljoen Chinezen maar intussen weet ik dat er evenveel verschillende jeansbroeken, pumps, sandalen en laarsjes zijn, alleen al op onze universiteit ga je ervan duizelen! Ik kom het appartement niet uit. Teveel indrukken gehad. Even verwerken wat we beleefden maar ook wat we hoorden van thuis. De huidige communicatie is prachtig maar ze brengt ook slecht nieuws over zieke vrienden en familie, sterfgevallen. Ik denk aan iedereen thuis die het moeilijk heeft momenteel. En ik maak soep, was, plas en strijk… het kan goed doen. En ik blog. Ook goed. Maar al de opgedane rust was snel weer weg in het restaurant: we waren afgesproken met dat meisje dat ons de tien kilo rijst gaf. Door omstandigheden moeten we binnen zitten. Het is niet te beschrijven hoeveel lawaai er hier in de restaurants is! Vraag het aan Brigitte, ze weet er alles van: ze belde me net op en dacht dat ik midden een mega party zat. Ik was al blij dat ze doorhad dat ze aan de lijn moest blijven omdat ik haar niet begreep en naar buiten liep. De voorbijrijdende en toeterende auto’s en de keiharde muziek vanuit de boxen voor het kapsalon naast het restaurant waren rustgevend. Leven in een land met een miljard mensen, het is iets. Gelukkig was onze gesprekspartner heel interessant en het waard om de oren te spitsen. Ze schreef net een paper over de problemen van het platteland. Onder andere over de werkloosheid, over de jeugd die niet studeert en zich aansluit bij bendes die crimineel zijn… Ze vertelde dat zij het niet voor Mao had, maar wel voor Deng. Haar ouders echter, zijn nog steeds de grote aanhangers van Mao. Ze draagt Deng in het hart maar hij heeft de rijken te rijk laten worden, de kloof te groot maar daar is men nu volop over aan het studeren en aan het werken om die fout te herstellen. Zo is er een recente wet die de verhuis naar de stad legaal gemaakt heeft waardoor veel minder mensen in de illegaliteit wonen en werken. Ook kunnen de jongeren die voor leraar studeren hun studies laten betalen door de staat indien ze bereid zijn drie tot vijf jaar gaan les te gaan geven op het platteland. Op zich is dat erg goed, vindt ze maar daar is natuurlijk ook de realiteit dat die jonge mannen en vrouwen intussen trouwen en daardoor gebonden worden aan een plaats die ze niet wilden. Ze studeert sociologie, vind Marx maar niets- de klacht die je van alle studenten hoort: ze moeten het Marxisme hier nog altijd studeren zoals wij destijds de catechismus- maar weet veel af van Westerse sociologen. Frank probeert haar te overtuigen enkele klassiek werken van het Marxisme zelf maar eens te lezen en te ontdekken. Het is jammer genoeg heel erg lastig praten met haar omdat ze veel tijd nodig heeft om het Engelse woord te vinden maar ze is een interessante vrouw.