16 juni 2007







ZATERDAG 16 JUNI 2007
PERNOD STINKT…
Het weekend heeft mij blijkbaar opgeladen: voor het eerst sinds lange tijd spring ik dinsdagmorgen uit mijn bed om 6U30 en… ga fietsen! Dat ik zo vroeg uit mijn bed geraak is goed nieuws maar dat ik op mijn eentje onbekende paden tussen de velden durf verkennen betekent pas wat! Maar ik heb geen keuze meer: wil ik fietsen dan moet ik een nieuw traject vinden. Tussen mijn kleinkunst CD-reeks zit het lied van Louis Neefs over de natuur die staal en beton wordt: hoe reëel is dit beeld rondom ons. En natuurlijk verlies ik mijn weg. Mijn semi mountainbike komt me nu goed van pas: ik rij tussen de maïsvelden , af en toe rijdt ik me vast, één keer kwam ik op een verlaten begraafplaats uit: de graven lagen open, de kistjes (kleine want er zaten ooit urnen in) her en der verspreid in het veld… Maar ik amuseer me: mijn velden zijn bevredigend, een opgegeven weg tussen mooie oude bomen maakt gelukkig. Uiteindelijk kom ik toch weer tussen een werf, dus vrachtwagens terecht, en vind ik pas mijn ontbijttafel na een goed uur terug maar dat deert niet: fietsen maakt helemaal blij, dit is echt zo. Toch nog een andere energie dan het zwemmen, bijvoorbeeld. Het aspect open lucht is zo nodig.
Wat hadden we een fijn weekend met Jan en Arlette! Vrijdag boodschappen gaan doen in functie van hét ontvangen van mensen… dat alleen al! En dan een héél weekend honderduit kunnen kletsen (met eens iemand anders dan mijn Frank) in mijn eigen taal, stel je voor. Daarenboven hadden we de toppers van-te-bezoeken-in-Shenyang zelf nog niet bezocht: er was zoveel anders te doen, daarenboven zouden we dat wel nog kunnen doen met bezoekers, daarenboven vond ik dat leuk te weten dat er nog verborgen parels waren… En het zijn ‘verborgen parels’ hier in het verre niet-toeristische Noorden! Ons paleis van de Qing dynastie is echt mooi. Uiteraard het kleine broertje van De Verboden Stad maar wel echt het broertje, hoor. Knap! Het bezoek aan het graf van de keizer in ons prachtig Beilin Park maakt me ook erg blij. Niet veel volk en een architecturaal concept dat ik niet kende: ik moet dringend eens de Ming graven in Peking bezoeken. Maar hier is het contrast tussen al die kleurrijke, rijkelijke gebouwen met tirlantijntjes voor de tombe en de tombe zelf zo verrassend: de tombe is een gigantisch grote, grijze, sobere halve bol (bijna halve bol) bezet met adobe, erbovenop staat één oude boom. Prachtig.
Bij de toppers van het weekend hoorden het etentje bovenop de roterende TV-toren, het tonen van ons campusleven, inclusief BBQ tussen de studenten, inclusief ontbijten aan de lotusvijver ( Jan en Arlette vielen achterover van het kleine van ons appartementje en snappen niet hoe we het kunnen… al vonden ze het al wat ruimer ogend bij daglicht! Tja, raar maar wij vinden het nog steeds ‘plezant’ en gelukkig heb ik mijn werk en werkruimte, natuurlijk), en het eten in de straten van Shenyang. Ook zij ervaarden dat je hier veel meer aangestaard wordt of de mensen spontaner beginnen praten met je.
Ik zit nu te schrijven aan de lotusvijver: dichtbij hoor ik weer eens geknal en gespetter van vuurwerk. Deze week lieten ze ook knallen: bleek de inhuldiging te zijn van een klein roeibootje in de vijver! Alle redenen zijn werkelijk goed om te knallen! (daarnet kwam even een jongen met me praten en hij vond dat ik raar rook! Slik! Ik ben een Pernootje aan het drinken, zalig, maar de geur werd niet echt gewaardeerd!)
Jan eindigde zijn weekend in het badhuis, op mijn aanraden natuurlijk. Hij genoot van een massage mét olie en was daar zo enthousiast over dat ik, na een warm afscheid hetzelfde deed. De olie was prima en de man me er weer eentje! Hij masseerde mijn schouders zodanig stevig dat ik me afvroeg of ik de volgende dag nog wel zou kunnen schilderen. Hij stelde me de hele tijd vragen, waarbij hij dan het haar dat voor mijn gezicht viel door op mijn buik te liggen, wegnam, dat vond ik wel lief, en afwezig antwoordde ik steeds: pu dong (ik begrijp het niet). Tot hij plots zei dat er iets ‘hen piaolang’ (mooi) was: ‘aha, wo dong!’ (ik begrijp het!) Hij moest hier heel erg om lachen. Hij had het over mijn neus, natuurlijk, mijn ogen en dan… hij verloor ermee alle geloofwaardigheid: mijn billen. Tja…mooi? Laten we zeggen: bij deze maar bij geen enkele Chinese…dàt beslist. Na de massage kwam de man die me vorige keer masseerde teleurgesteld vragen waarom ik hém niet teruggevraagd had. Ik had met hem te doen, zo sip keek ie, ik kon niet uitleggen dat ik zo een nieuwsgierige bees ben…
De leerlingen buitenlandse talen speelden deze week toneel: in het Russisch, Japans, Engels en Frans, (Frank zijn studenten) Ik lachte me een kriek! Vooral de persiflage op Assepoester was schitterend! Normaliter krijg ik rillingen van dit verhaal maar het bevatte zo’n gezonde dosis zelfspot! De Chinese meisjes hier op de campus zijn heel erg met hun uiterlijk bezig en dit kwam pittig aan bod, alsook een sneer naar de Olympische spelen waar heel China van in de ban is. En blijkbaar is mijn aanwezigheid erg gewaardeerd want sindsdien wordt ik veel meer gegroet en toegelachen op de campus… Ik vind het jammer dat ik niet makkelijker te weten kom dat hier iets gebeurt: er is geen infodesk ofzo.
Na het werk, voor een zwempartij ging ik even een stuk fruit eten op een bankje. Natuurlijk komt dan iemand bij je zitten die Engels wou praten. Een lief meisje en wat ze me allemaal vroeg intrigeerde me. Ze was er erg van geroerd, verontwaardigd, te horen dat kinderen bij ons niet zo makkelijk voor hun ouders zorgen. Ze vertelde mij dat er hier na het overlijden van een ouder minstens een week gepalaverd wordt tussen kinderen, tantes, nonkels en buren wat er nu verder gaat gebeuren met de andere ouder. Ze vroeg me of dit een gevolg van een individualistische maatschappij is.
Eergisteren kwam een jongen aankloppen in mijn atelier: of ik ‘the wife of Flank ‘ was en dat hij me moest spreken. Wat moet je daarvan denken? Het bleek hetzelfde verhaal: hij wou Engels oefenen. Het speet me echt dit te moeten weigeren, het zijn zo’n lieverds, als ze zo met je praten. Hij is afkomstig van Dalian waar wij enkele weken geleden waren. Ginds in de universiteit is hij geweigerd omdat hij te weinig punten haalde op het ingangsexamen, maar met die score kon hij hier wel binnen. Hij bewondert Frank mateloos. Gaf ook een beeld van Frank waarvan Frank denkt de jongen hem verwart met een andere leraar maar dat denk ik niet: als hij zelf heel erg opgewonden doet zegt hij ‘manzou’ en dat betekent: rustig maar. En ‘clever’ dat hij Frank vindt… wij bewonderen hem allemaal zo! ‘ik ook’ zeg ik dan.
De jongen heeft het moeilijk met Shenyang: te koud in de winter, nu te warm. Ja, gisteren was het de eerste dag dat het zweet constant uit me gutste!
Ik was ook wel geëxciteerd want ik toonde mijn hele schilderijen reeks aan Nolan, een Amerikaan die ik erg graag mag. Een mooie, interessante ladykiller van 26 jaar. Jammer genoeg gaat ook hij weg! Ik vroeg hem hoeveel vrouwentranen de straten van Shenyang zullen vullen. Ik vermoed véél. Hij was de enige aan wie ik mijn werk toon en met wie ik goed over kunst kan praten.
Terwijl we midden een heel goede babbel zaten kwam lieve Sato binnen: ze bracht een uitnodiging voor een afscheidsetentje. Ik reageerde zo afwezig! Later op de dag belde ik haar op en werd geconfronteerd met een staaltje Japanse tics, die de Chinezen ook hebben, en die ik thuis bij mijn Oost-Europese poetsvrouw ook ondervond: een voor ons verwarrend gebruik van Yes en No. Ik zei: ‘Sato, we zaten zo midden in een discussie dat ik niet echt beleefd was voor jou’ ‘Yes, Yes’ Meer zweet van onder mijn oksels: Sato is boos! ‘ben je boos?’ ‘Yes, Yes. I’m not angry’ Oef! Het verschil tussen ‘she’ en ‘he’ is blijkbaar ook een erg moeilijk iets. In het Chinees is daar een verklaring voor: gesproken is er geen onderscheid tussen hij of zij, in de geschreven taal wel. Raar. Enfin, het gesprek met Sato eindigde met drie maal ‘sorry, sorry, sorry’: zei zij! Ik zeg: ‘no,no Sato: i’m sorry’ ‘yes, yes’ zegt ze…
Ik hoop dat we naar haar afscheidsfeestje kunnen gaan, het is de dag voor ons vertrek naar Tibet, over twee weken. Al die buitenlanders blijven hier officieel tot eind juli: tot dan worden ze betaald. Niet betaald worden, zoals Frank heeft zo zijn voordelen!
Daar alle buitenlanders vertrekken, liep ik vandaag eens alle appartementen af: indien we willen verhuizen heb ik nu eerste keuze. Er zijn een aantal appartementen met een dubbel zo grote keuken. En toch twijfel ik of we het doen, eigenlijk zijn we het hier nu wel gewoon en je gelooft het nooit: van het uitzicht door ons keukenraam wordt ik zo blij en dat heeft geen enkel ander appartement: ik zie er de zon opkomen en in de verte de jonge mensen voorbij de vijver naar de klassen wandelen: een energiek beeld, elke morgen.
Toch was het even erg balen deze week: op een ochtend werd ik om vier uur wakker van een stank die me een misselijk gevoel in mijn maag gaf. Dit is echter niet de eerste keer. Een chemische ongezonde geur. Na wat rondvraag vermoed ik dat het een fabrieksschouwtje vlakbij is, die ’s avonds of ’s morgens vroeg clandestien verbrandt. Gebeurde vroeger vaker, zei men. Vind ik heel naar! Het deed me denken aan hoe wij twintig jaar geleden met dat soort zaken omgingen. We hadden een winkel en verbrandden karton in de tuin en vonden dat ook maar flauw dat buren daarover zanikten. Of Frank maakte het nog nog geen twintig jaar geleden mee dat de fabriek twee soorten olie had: één te gebruiken als er inspectie kwam en de andere dagelijks… Positief is dat je weet dat dit soort toestanden niet lang meer kunnen duren: er wordt werkelijk heel veel gepraat over milieu en hygiëne. Geef de Chinezen tijd, maar ik zal helpen aan het karretje duwen: ik ga me verder informeren en volgend schooljaar eventueel een petitie tegen dat fabriekje opzetten. Dat is toch een steentje bijdragen, niet?
Ik ontvang hier zelfs postkaartjes! Al eentje uit Turkije gekregen, nu eentje uit Corsica: bedankt, dit is leuk!