28 juni 2007

DONDERDAG 28.06.07 ZAI JIAN SHENYANG, NI HAO TIBET!

Wat zijn het inderdaad nog drukke dagen geweest! Ik heb onder andere mijn panelen al de basislagen gegeven zodat ik bij aankomst direct terug aan de slag kan. Alhoewel, ik kon de eerste drie basislagen geven maar de twee afwerkingslagen (jawel: daar staan al VIJF lagen op voor ik begin!) jammer genoeg niet. Het zoeken naar de juiste verf was weer een avontuur zonder happy end! Alleen verven te vinden waarbij je telkens twee of drie potten hebt: zelf vloeimiddel en droogmiddel toe te voegen, en dan nog niet de gekende samenstelling; daar ik geen risico’s neem betreffende mijn werk zie ik dat niet zitten. Ik hoop dat we een manier vinden om verf te mogen meebrengen… zal niet eenvoudig zijn.
Gisteren op de valreep nog een heel interessant gesprek gehad. Toen ik hier zei: toen jullie het communisme hadden, gingen alle ogen rondom mij groot open staan. ‘dat hebben wij nooit gehad’ was de reactie. En toen legden ze me uit dat de ideeën van Marx waren: eerst socialisme en later wanneer de maatschappij erg ontwikkeld is, communisme; hier gaat men nu voor het socialisme, weliswaar ‘op zijn Chinees’. Ze vonden het onbegrijpelijk dat ik daar een vergissing over maakte. Ik zei hen dat in het Westen daar nauwelijks een onderscheid tussen gemaakt wordt en die termen vaak door elkaar gehaald werden. Onbegrijpelijk voor hen, ik heb het nu ook wel echt begrepen. Ze hebben gelijk, dat was dom.
Verder was het de week van afscheid nemen: afscheid van ons barbecuestel dicht bij de universiteit tussen het vele, vele mooie jonge volk waar we zo graag zaten, afscheid van het andere rustige terras iets verderop waar we heengingen als we even teveel mensen gehad hadden, afscheid nemen van de vele collega’s en medestudenten Chinees die niet meer terugkomen en die je ook nooit meer zal horen en zien spijts de beloftes,…
En de week van nog één en ander regelen, ja zelfs het bezoek van een vereniging die op zes september naar mijn galerie in Tielrode wil komen (komt dat even goed uit! Ik zal ervoor wat langer in Belgie blijven. Ik twijfelde de laatste dagen over wanneer ik zou terugkomen omdat het hier ook zo leuk is maar dit maakte mijn beslissing makkelijker) ,opruimen en pakken.
De dagen werden hier iets te heet, we haalden 36°! De avonden buiten waren heerlijk maar dit is een uitzonderlijk jaar: véél te droog, véél te warm voor juni. Maar Shenyang koelt al af alleen al bij het besef dat wij het verlaten: het regent vandaag!
Over twee uur vertrekken we naar Peking. Ik kreeg nog een klein cadeautje: Frank is nog naar de les. Ik vind dit handig, zo kan ik nog wat hollen en rennen en organiseren op mijn manier! In Peking gaan we wat galerijen bezoeken en zondag stappen we op de hoogste trein ter wereld, die ons gedurende 48 uren boven de toppen van 5000 meter zal laten zweven! Ik kijk er erg naar uit! De aquareldoos in aanslag.
Ja, we verlaten dit mooie avontuur om een heel ander te beleven. We hopen dat het meevalt, zo reizen in een jeep met chauffeur en gids. Niet écht onze stijl maar het kon blijkbaar niet anders. Dit en de overdaad aan spirit en religie , daar ben ik een béétje bang van. Ik hoop dat ik geen indigestie krijg, teveel van iets is niet echt mijn ding. Maar, beloofd: als ik aankom zal ik eens goed met mijn hoofd en schouders schudden, loslaten wat ik hier beleefde en hart en hoofd openstellen voor alles wat ik daar ontmoet, zie, ruik, beleef… (nietwaar, JCL? Sorry, inside grapje…ik wil ermee zeggen: werkende, reizende, slapende, gelukkige, treurende, fietsende, zieke, kokende, dansende, zoekende, rustige vrienden: ik denk aan jullie en neem je mee in mijn hartje)
Tot in Tibet. Ik ga Kuifje achterna!

25 juni 2007

ZATERDAG 23 JUNI ‘07


Of ik nu royaliste geworden ben? Ik heb me in de eerste plaats natuurlijk dik geamuseerd! Maar ik moet zeggen: het is wel interessant te leven in een land dat helemaal op het Oosten gericht is. Ja, natuurlijk vinden ze hier Amerika wel belangrijk, dat wel, maar wie weet iets af van Europa? Dat speelt niet mee. België? Ligt wellicht ergens in Rusland. O, naast Frankrijk? Dàt zegt al wat meer. België is zo klein en trouwens we zijn al jaren aan het investeren in Europa. Daarenboven worden ‘etnische verschillen’ zo misbruikt. En, helpen moeten we toch, is het Wallonie niet zijn, dan zal het Portugal of Polen zijn… Ja, wat mij betreft zijn er al grenzen genoeg en als het koningshuis helpt voorkomen dat er nog een grens bijkomt… tja, zo dan maar…
Als je in het buitenland bent krijgt àlles andere proporties: een telefoontje, een brief, als je op de televisie wat hoort over Europa of België, en ja, als je veel vlaggen ziet hangen kijk je of de jouwe erbij hangt, grappig is dat. We gaan er misschien zelfs één schenken aan de universiteit: er hangen er hier veel aan de ingang, de onze niet… en vanaf nu moet men toch weten dat we niet in Rusland liggen, …
Toen we naar Filip reden zagen we nog iets wat me uitermate choqueerde: een vrouw ontweek een man die de straat te voet overstak en viel door het manoeuvre: ze viel lelijk op haar gezicht, bloedde. Noch de man, noch de vele omstanders hielpen! Ik had al spijt dat ik niet uit de taxi sprong maar goed, bij het achteruitkijken zag ik toch enige beweging komen. We vroegen uitleg aan de vriend van Frank: die vertelde dat dit tien jaar geleden nog erger was: enkele jaren na de opendeurpolitiek waren mensen erg op geld gericht. Zo ontstonden mistoestanden als: iémand als schuldige aanwijzen bij een ongeluk om er geld uit te slaan; mensen werden bang om te helpen. Maar dat de nieuwe regering, daarmee bedoelen ze de regering die sinds vier jaar aan de macht is ook daar aan werkt: hulp verlenen maakt immers deel uit van een ‘harmonische’ maatschappij.. Oef. Het lijkt er toch op dat er echt bewust over veel nagedacht wordt, en je ziet inderdaad overal initiatieven. Zo zagen we eens op een dag aan elke bushalte studenten staan die de wachtenden aan het motiveren waren een rij te vormen om op de bus te stappen in plaats van duwen en trekken. Ik kon mijn ogen niet geloven: de mensen gingen in een rij staan. Maar, niet teveel illusie hoor, zo’n dingen zijn een werk van lange adem: nooit geen rijen aan de bus meer gezien, sinds die dag. Maar in het treinstation staan ze met honderden (duizenden?)netjes in de rij te wachten om een biljet te kopen; we hebben het ook uitgetest: we schatten dat het zowat een uur zou duren om besteld te worden; resultaat: precies tien minuten!
En toch is mijn bewondering steeds groter voor dit land: ze zijn echt dapper bezig met van alles, en dit terwijl ze met zo ongelooflijk velen zijn en er inderdaad érg veel te doen is! Je moet het maar doen! Toen we acht jaar geleden door China reisden hadden we er geen idee van hoe China zou evolueren. Met wat we nu horen, en meemaken hebben we er toch vertrouwen in. Geef ze nog eens twintig jaar en er zal weer veel veranderd zijn… Natuurlijk zijn er grote problemen als milieuproblemen maar daar zijn velen voor verantwoordelijk. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat landen die uit de armoede breken in het Westen als een bedreiging aanschouwd worden. Ik denk dat het omgekeerde veel gevaarlijker is.
Verder wordt het nieuws hier natuurlijk gedomineerd door die zaak van slavernij in de steenovens– het land staat op zijn kop- door de overstromingen en door de instorting van een belangrijke brug waar een schip tegengevaren is.. Allemaal erge dingen!

De week was warm. Ja, Shenyang is heerlijk vanaf mei: steeds zon, warm overdag nog koel in de nacht, een briesje, geen insecten, zuiderse sfeer… we genieten nu met volle teugen, al wordt het op het randje, 35°: het werkritme is al even zuiders.
Elke avond fietsen we naar een terrasje of eens naar een tuin van een groot hotel waar dan barbecue en allerlei gegeten wordt met kannen bier van twee liter! Grote vrij sjieke hotels stellen hun tuinen blijkbaar open voor ‘kleine’ middenstanders: het ene tentje na het andere is opgetrokken. Je bedient je waar je wil. Dit leidt wel tot wat hektische toestanden, daar er geen bediening aan tafel is en die tuinen populair zijn: wat dàt betekent in China kun je je al voorstellen! Vrijdag ging Frank alleen op stap met zijn vriend Yang, die uiteindelijk dronken was en zingend in de taxi zat: spijtig dat ik dat miste; tegen dronken mensen kan ik niet maar Yang, die moet nog leuker als anders geweest zijn! Maar een mens kan niet alles hebben: ik zwom totdat mijn vermoeidheid van de dag het zwembad liet overlopen en ik frisser als het water was, en liet me dan wellicht voor de laatste keer nog eens goed masseren. Blijbaar heb ik ze daar inmiddels allemaal een keertje gehad want ik had weer ‘O my God’ En content dat die was. Hij zei dat hij ‘happy’ was me te zien. 22jaar: ‘I boy:you woman, I like woman.’ Om je een kriek te lachen, op mijn leeftijd maar het is een babbelaar en een speelvogel; ik zei dat hij minder zot moest zijn en meer masseren wat hij prompt deed met de woorden: ‘not happy…’ waarop ik kon zeggen: ‘I: happy…’ Maar na het masseren zei hij toch dat hij toch ook happy was. Hij is de enige die totnogtoe hier twee woorden Engels kent.
Verder is onze huisraad aangevuld met een broodmes, een messenslijper en een groot systeem om plastiek tonnen met drinkbaar water op te zetten: je hebt dan steeds betrouwbaar gekoeld en heet water. (het kraantjeswater drinken we alleen gekookt, en er wordt ook teveel aan de waterleidingen gewerkt om er ons veilig bij te voelen). Nu kun je hier koopjes doen: alle collega’s die weggaan ‘verkopen’ hun spullen of geven ze weg. We zijn voor vele redenen blij dat we niet bij hen horen!
En nu Frank het contract ondertekende om nog een jaar gratis te blijven werken, en dat ze tevreden zijn over zijn inzet kreeg ik officieel te horen van de onderdirecteur dat we nu ‘pengyous’ (vrienden) zijn: echte… Ik moet er nog zien achter te komen wat dat betekent in China. Is dat iets op zijn Amerikaans? We vragen het ons af maar in elk geval is het schattig.
Zaterdagmorgen volgden we een deel van een studiewekeend voor leerkrachten Engels. Er kwamen ook buitenlanders praten. De pedagogische tips leken ons nogal evident, klonken de Chinese leerkrachten wel goed in de oren maar ze maakten toch de verzuchting: mooi, tenzij je 60 leerlingen hebt… Maar ik was onder de indruk van de Chinese spreker die ik hoorde: hij hamerde erin dat je moet luisteren naar je leerkracht, het belangrijk is te lezen, luisteren, studeren maar dat het allerbelangrijkste is dat je gedachten in jouzelf gemaakt worden, dat jijzelf nooit mag ophouden met een eigen mening vormen.Jaja, China, weet je wel… Het weekend was een initiatief van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken; verbijsterend waar die Amerikanen hier allemaal geld insteken; de consul in Shenyang kwam het zaakje situeren: alles is goed om de wereld beter de ‘Amerikaanse waarden’ te leren kennen.
Verder hoorden we ook dat de leeftijd eigenlijk het enige verschil is tussen leerkracht en leerling: dat beiden continu moeten leren. En, dat je duidelijk moet kiezen welk Engels je praat: Amerikaans, Australisch of Brits…Dat is dan wel waar maar maak het onderscheid eens, indien je de taal niet kent. Ik kan het al nauwelijks maken. Wel concludeerde ik dat ik dé beste leerkracht hier, een Britse, niet begrijp!
Zondag tijd voor een luie dag: aan de vijver ontbijten en heel traagjes vanwege de hitte, gaan fietsen: we volgen eens de oever van het riviertje, dat door de stad zigzagt, in de richting van de buiten. Het blijkt een goede keuze te zijn! Er loopt een pad langs, de rivier wordt niet téveel als riool of afvalberg gebruikt, er staan knappe bomen langs, we komen nauwelijks iemand tegen, maar wel ontdekken we een grote vijver waar tientallen mannen (wellicht van een werf in de buurt) in hun blootje aan het baden zijn, kortom: een leuke, ontspannende fietstocht.
Om zes uur hebben we een afscheidsfeestje bij mijn Japanse ateliergenote die nog nauwelijks in het atelier durfde komen sinds ik er ben, Sato. Iedereen is er, ze heeft de allerheerlijkste Japanse hapjes gemaakt én als verassing een verjaardagstaart voor Jim, de enige die hier volgend jaar ook blijft, gekocht. Jim vraagt aan Sato: ‘I’m 39 now, Sato is this old?’ Sato antwoordt: ‘Yes, Yes…’ Jim’s ebbenhouten ogen rollen als bollen en Sato herpakt zich snel op haar manier: ‘yes, yes, no old’.Zij is er zelf 67. Onze Russische collega Natalya uit Irkoetsk zingt melancholische liederen en roemt de ‘Siberische mannen ‘ – Jim is namelijk nog vrijgezel en iedereen wil haar wel koppelen. Het wordt een avond met veel babbelen en gieren want die Jim is toch een nummer, hoor! Zo vertelt ze welk beeld zij en alle anderen hier op de universiteit van mij hadden, voor ik aankwam, voortgaande op Frank en op wat hij vertelde van me. In elk geval: een hardwerkende kunstenares maar wel een héél ander type als ik: oud, lelijker en vooral:ze zijn verwonderd dat ik niet met statistieken en zoveel slimme gegevens als Frank afkom! Ze hebben er nog plezier om, iedereen praatte erover na aankomst! Tja, ze zijn niet de enige die plezier hebben in hoe-tegenpolen-mekaar-toch-vinden. En af en toe mekaar niet vinden. Nu, we maakten natuurlijk al één en ander mee in ons huwelijk maar wat we nu weer samen beleven is toch ook niet evident. Dan ben je misschien toch op minder gebieden tegenpool dan je denkt! Tenslotte waren we en zijn we hier erg afgewezen op elkaar. Zo babbelen en lachen ben ik niet meer gewoon: ik kom blij, maar met spijt van dit afscheid, en doodmoe thuis.
En daar lees ik dan dat onze vriend, Patrick gestorven is. De hele week liep ik rond met dat enorme dubbele, onbeschrijfelijke gevoel: erg gelukkig voor wat we meemaken, elk ogenblik en tegelijk elk ogenblik verdrietig omdat ik wist dat hij aan het sterven was. Erg confronterend. Ik kan alleen maar dankbaar zijn dat hij en zijn vrouw zo’n ongelooflijke mensen zijn die mij stééds blij maakten… vanaf nu zal ik de wolken weer anders bekijken, ik zal vooral hun glinsterende, witte rand zien…
Het worden nog drukke dagen voor we donderdag vertrekken. Maar we hebben onze treinticketten naar Peking al in handen, dat is ook al iets. (grapje, Tibet is natuurlijk ook volledig geregeld: anders kom je er niet in…)

20 juni 2007






WOENSDAG 20 JUNI 2007
EEN PRINSELIJKE ONTMOETING!

De prins en zijn gemalin zijn vandaag in China, in Shenyang. Het zou ons een raar gevoel gegeven hebben te weten dat in deze stad één en ander rond ons land gebeurde en wij er niet bij waren, te meer omdat je het aantal landgenoten die hier wonen wel op één hand kan tellen, minder zelfs: er zijn er drie. En dat begreep Stijn, de directeur van Bekaert Shenyang. Hij nodigde ons uit toen het lint voor de uitbreiding van de fabriek door Zijne Prinselijke Hoogheid zou doorgeknipt worden… sympathiek van hem. Ik bedoel zowel van Stijn, die ons uitnodigde als van prins Filip die kwam knippen.
De vestimentaire problemen, mijn mooie spullen hangen in Tielrode, werden op zijn Lieve’s opgelost: de rok van vier jaar oud die al twee maal ‘verbouwd’ werd (ingekort, jaren later: tekeningen op geschilderd met bleekwater om vlekken te camoufleren) en het excentrieke tenue van Corakemperman dat ik regelmatig draag om achter mijn schildersezel te zitten, werden nog maar eens bovengehaald, de tippen van mijn rode schoenen werden bijgeschilderd met olieverf, gezien ik hier nergens rode schoensmeer vind, de rode handtas waar ik al spijt van had dat ik ze mee bracht gezien ik hier toch nooit ‘deftige’ afspraken heb, glorieerde meer dan ooit: tenslotte komt Filip uit een familie waar de ‘saccoche’ door de geschiedenis heen héél belangrijk is.
Professor Flank kon genieten van zijn vaders kostuum dat hij meebracht om les te geven en zijn das van destijds toen hij bij Glaverbel werkte… ja, ik voelde enige nostalgie naar die tijd want ik geef het toe: ik was er toen ook af en toe graag bij om te floreren en zijn pr-madammeke te zijn, eens rond te hangen in die sferen, ‘streken’ te kunnen hebben, zoals Frank dat lachend noemde…
De rit naar de andere kant in de stad verliep véél vlotter dan verwacht: de chauffeur was weerom zo’n cowboy die zich werkelijk overal door en langs schoot en waarbij je best niet voor je keek … We waren een uur te vroeg, zo sta je vààk op de foto! Het was meteen plezier geblazen want als met een natuurlijke stroom kwamen we bij een Westvlaming en een Limburger terecht. Dat was leuk, nu kon ik zelfs Westvlaams praten!
De prins arriveerde zonder zijn Mathilde -zij ging naar een of ander weeshuis- een klein uur te laat. Net als wij mocht hij het boek ondertekenen. Daarna mocht hij vooraan zitten samen met de leiders van provincie en stad, topfiguren van Bekaert, Vincent Van Quickenborn en de ambassadeur. Wat mij opviel was dat Filip de enige was die zijn hand boven zijn ogen hield, om de verblinding door de spots die op hen gericht waren af te weren, en heel aandachtig alles en iedereen in de zaal bekeek. Ja, hij detecteerde tussen de vele Chinezen zelfs deze onderdaan: ik kreeg een warme glimlach en knikje. Verder kwam hij zeer ontspannen en betrokken bij het gebeuren over. Knappe man, trouwens.
Met een tiental kregen ze witte handschoentjes aan, assistentie van twee mooie Chinese dames, en mochten ze de schaar hanteren om het lint te verknippen onder luid geknal van vuurwerk: we zijn in China, nietwaar. De handschoentjes lieten iedereen hartelijk lachen. Na de wandeling door de nieuwe fabriek vertrok het prinselijk gezelschap naar nog maar eens een banket.Wij mochten blijven op het Bekaert buffet: Belgisch geïnspireerd met aardappelpuree, geloof het of niet, naast de kreeftjes en veel andere lekkernijen smaakte dit me het meest. Dat Frank verleid was door de gebakjes met chocolade zal niemand verwonderen…
Ik heb enkele mensen ontmoet die geïnteresseerd bleken in mijn schilderijen. Zou leuk zijn, indien er een vervolg aan komt.
Bij thuiskomst werden we geconfronteerd met een grove vorm van afzetterij. De DAD Deutscher Adressendienst uit Hamburg, schreef in april een misleidende brief om nog verder opgenomen te worden in ‘het register van Belgische websites’; mijn vriendin die op ons huis let, ondertekende die brief. Nu volgde de rekening: 958 euro. We zijn er allen even niet goed van. Ik kan het niet laten om via deze weg de praktijk aan te klagen.
’s Avonds herinnert de Shenyang televisie ons nog even aan het leukere deel van de dag… we zien zelfs Mathilde.

18 juni 2007

ZONDAG 17 JUNI 2007
HALLUCINANT, IK MOET ER NOG EENS OVER SCHRIJVEN!
De fietstocht die ik deze week ontdekte? Weg is ie! Gedaan ermee… Vanmorgen wilden Frank en ik naar het Noordoosten fietsen , naar Qi Ban Shan: dit is een groot meer met bergen eromheen, jaja, we hebben hier ook bergen in het vlakke Shenyang! Eigenlijk prijzen wij, fietsers, ons erg gelukkig dat we in een vlakke streek wonen, stel je voor dat we in een bergstreek terechtkwamen , dit is echt niets voor ons maar toch, zo eens een bergje tussendoor, dat lijkt ons wat. We vertrekken vrij vroeg want we schatten dat we minstens twee uren fietsen nodig zullen hebben om er te komen. Apetrots toon ik Frank mijn vondst van deze week , de weg doorheen de maïsvelden , om zo de werken achter de unief te vermijden. Het begint goed, hij is onder de indruk tot plots bijna op het eind van ‘mijn’ route, als barricade een berg aarde midden op de route ligt. Wij klauteren over de aarde en het is snel duidelijk: daar is men een brede baan aan het aanleggen. Dag leuk ochtendfietstochtje… Wij fietsen dapper verder richting noordoosten: eerst langs een brede gloednieuwe zesvaksbaan, met aan de zijkant voetpaden met bomen, met ernaast struiken die geometrisch in golvende vlakken aangelegd zijn en waarachter dan nog eens minstens acht rijen bomen staan: zo ziet elke nieuwe baan er tegenwoordig uit. Frank zag deze baan aanleggen toen hij hier pas woonde. Deze baan loopt door glooiende velden, heeft nog niet teveel verkeer daar de universiteits- en woningblokken die erlangs moeten komen nu pas zullen gezet worden. Eigenlijk hoopte Frank dat die baan al doorliep tot aan het meer en de bergen: zo staat ze al op een actueel stadsplan We wilden eens van katoen geven vandaag: rechtdoor fietsen tot aan ons doel zonder ons te laten afleiden. Maar aan de spoorweg hield de baan op: de werken waren nog volop bezig. (later bleek dat alleen het deel om de spoorweg te overbruggen nog niet af is, verder loopt ze al door) Dan maar via de kleine baantjes: zo zullen we toch dorpjes tegen komen, dat vinden we toch leuker… Zo dàchten we. Maar dat was buiten het plan van China gerekend: alle dorpjes, op een half dorp na zijn over een afstand van 20 kilometer al verdwenen. Het Noordelijke platteland van Shenyang is uitgeroepen tot nieuw Shenyang. Zo praat men in Temse over de werken van ex-Boelwerf ook: nieuw Temse. Alleen, daar zat geen visie achter en bouwt een privé-promotor er maar op los zoals hij wilt en hier zit een totaal plan achter. Nog een klein detail: daar gaat het over 0,8 vierkante kilometer en hier blijkt het over minstens 100 vierkante kilometer te gaan! Temse had plots dynamiek, Temse was half ingeslapen na het failliet van de Boelwerf, en Shenyang heeft die dynamiek nu beslist ook! Meer dan ons lief is, meer dan we al vermoeden! Die werken die achter onze unief starten, lopen kilométers door en wij beseffen dat na vandaag pas helemaal! Onze unief staat er ook nog maar vier jaar en is dus deel van dat plan. Het euforisch gevoel dat wij aan een stadsrand woonden was totaal fout:wij leven midden een bouwwerf, een gigantisch plan: het platteland moet naar de steden komen, de migranten die al naar de stad kwamen die moeten niet terug maar er vrouw en kinderen bijhalen en hier officieel kunnen wonen, en alle Chinezen moeten universitaire studies kunnen halen: dus moet men universiteiten bouwen. Meer dan ooit: we hadden écht beter aan om het even welke kant maar een andere kant van de stad gewoond, àl is dit beleven werkelijk een ervaring! Eigenlijk moet je dit meegemaakt hebben om te weten wat er écht in China gebeurt!
We ontdekken langs deze straat een rij gigantisch grote panelen waar al de plannen op uitgetekend staan , waar computertekeningen op te zien zijn van hoe het er zal uitzien, wat er allemaal komt. En ik kan je verzekeren: we staan aan de grond genageld.
Met alle gevolgen vandien: het enige mooie dat we op deze 30 kilometer tegen komen is nog een half dorp. Tijd voor een praatje met een bewoner, wat zou hij vinden van deze situatie? Of hij representatief is, het zal wel niet maar HIJ had het groot lot gewonnen: 64 jaar, boer, en supertevreden over de som geld dat hij kreeg voor zijn land. Nu mag hij nog even in zijn huis wonen, een tof huis met erfje, zo leek het me, maar begin volgend jaar mag hij naar een nieuw appartement in de buurt en daar is hij heel blij mee. Toegegeven: een timing waar je kan inkomen voor die man! Al strookt het niet met mijn nostalgisch gevoel van afbreken van oud en vervangen door blokken: de mensen die wij totnogtoe spraken zijn niet treurig om wat gebeurt. Nu moet ik ook toegeven: de nieuwbouwappartementen stoten me tegen de borst omdat ze allemaal hetzelfde zijn maar men vergat niet om er groen, erkers, banken, schaduwplekjes, binnentuintjes, speelplaatsjes, gymparkjes in te lassen… Tja, ze kunnen ook niet anders dan hoog bouwen: er zijn nu eenmaal veel chinezen! Ik moest denken aan de manier waarop Nederland zijn woonprobleem oploste in de jaren ’80: voor de voorsteden opteerde men ook voor monotonie in de plaats van voor de Belgische kakofonie, of diversiteit, afhankelijk van je eigen voorkeur. Of onze oplossing om veel mensen aan de kust te laten wonen getuigde wel van diversiteit maar is ook de oplossing niet echt . Maar de ‘Nederlandse monotonie’ 200 keer uitvergroot zien!
De laatste zes kilometer van onze fietstocht is al ‘afgewerkt’. Daar staan al enkele splinternieuwe universiteiten, langs de brede nieuwe lanen, daar vinden we een nieuw kanaal mét een wandelpad, dat wij zalig als fietspad kunnen gebruiken , want hier loopt nu nog erg weinig volk. Een raar zicht eigenlijk, want het pad is al lang af: er groeit al hoog onkruid tussen de tegeltjes, de mooie nieuwe straatlantaarns zijn zelfs al kapot, en er zijn nog geen mensen!
Het is een verademing om aan het ‘natuurlijk ogend’ meer te komen: eindelijk eens een grillige vorm, oude bomen, ‘echte’ natuur. Een meer dat er kwam, na de bouw van een stuwdam, in 1967, in de tijd van Mao nog.
Mede dankzij de steeds aanwezige zon in Shenyang, het is bloedheet vandaag, oogt het meer erg zuiders. We beslissen eromheen te rijden. Hier moeten we eens twee dagen komen en in de bergen om het meer gaan wandelen. Wat een prettig idee dat wij hier een berg VOL bomen hebben!
Maar ook tijdens onze fietstocht vallen we enkele keren achterover. Blijkbaar is men enkele jaren terug gaan denken dat dit meer een toeristische topper kon worden en is men rond dit meer allerlei attracties gaan bouwen: grotten gaan inrichten als een spookkasteel, rond de grotten dan natuurlijk minstens vijf hotels en restaurants: opgegeven, nauwelijks een kat te zien. Hotels her en der: veel te groot en te chique: nauwelijks leven te zien. Een ‘schaakcomplex’: er zijn geen woorden voor: een GIGANTISCH groot gebouw langs een heuvelwand gebouwd met een gigantisch marmeren trappenhal waar geen eind aan komt, wel zes grote schaaksalons en om het gebouw een gigantisch park waar alles in functie van schaken staat, er is zelfs een kabellift naar een top van een heuvel waar een schaakbord pronkt: nergens een klant te zien. Mongoolse yourtes: ook één of ander hotelproject… desolaat. Aan dit soort megaprojecten die totaal fout ingeschat zijn is noch kop noch staart aan te krijgen: speculatie van individuelen? Hoogmoedswaanzin van enkelingen of van de regering? Nu is men er nog een gigantische stad, volledig in oude stijl aan het bouwen om er te filmen: een ‘ShenyangWood’
Heuvel af, heuvel op in de brandende zon, ik heb er hoofdpijn van maar vind het zo’n mooie fietstocht dat ik het negeer. We vinden een terrasje op onze maat: eenvoudig, zicht op het meer, sympatiek ingericht met rode lampionnen onder de luifel: we eten er een niet-verkapte, grote superlekkere, verse vis met aubergines en fijne paddestoeltjes. Het is hier werkelijk zalig zitten.
We hadden gedacht om de fietsen in een taxi te dumpen en zo thuis te vinden , maar we zien het terugfietsen nu wel weer zitten en komen hoofdschuddend thuis: we hebben werkelijk het gevoel dat we een stuk geschiedenis meemaken in China: dit moet je meegemaakt hebben! En indien je China twintig jaar geleden bezocht, heeft het nog veel meer betekenis. Dit is niet voor te stellen…
Ik ben al blij dat men intussen begreep, zo lazen we, dat men het openbaar vervoer moet stimuleren en het autorijden niet moet aanmoedigen, ook al zijn de wegen gebouwd in proporties gericht op de realiteit en de toekomst: men is al bezig een metro aan het bouwen, die zal tot aan onze universiteit en nog wat verder lopen. Goede zaak! Kijk, dapper zijn die Chinezen wel… je moet het allemaal maar doen!
Het afvoerputje versopt zowaar, na ons douchen: die vrachtwagens veroorzaken mateloos veel stof. Daarenboven is de bezorgdheid groot als we na het verdwijnen van het mooie bruine stoflaagje ontdekken dat we rood als kreeften staan…
Maar het was weer fijn te ontdekken in eigen stad, zo ergens lang blijven is toch wel leuk! En nu bereiden we ons voor op woensdag: afspraak met onze Filip en Mathilde, even samen gaan lunchen…

16 juni 2007







ZATERDAG 16 JUNI 2007
PERNOD STINKT…
Het weekend heeft mij blijkbaar opgeladen: voor het eerst sinds lange tijd spring ik dinsdagmorgen uit mijn bed om 6U30 en… ga fietsen! Dat ik zo vroeg uit mijn bed geraak is goed nieuws maar dat ik op mijn eentje onbekende paden tussen de velden durf verkennen betekent pas wat! Maar ik heb geen keuze meer: wil ik fietsen dan moet ik een nieuw traject vinden. Tussen mijn kleinkunst CD-reeks zit het lied van Louis Neefs over de natuur die staal en beton wordt: hoe reëel is dit beeld rondom ons. En natuurlijk verlies ik mijn weg. Mijn semi mountainbike komt me nu goed van pas: ik rij tussen de maïsvelden , af en toe rijdt ik me vast, één keer kwam ik op een verlaten begraafplaats uit: de graven lagen open, de kistjes (kleine want er zaten ooit urnen in) her en der verspreid in het veld… Maar ik amuseer me: mijn velden zijn bevredigend, een opgegeven weg tussen mooie oude bomen maakt gelukkig. Uiteindelijk kom ik toch weer tussen een werf, dus vrachtwagens terecht, en vind ik pas mijn ontbijttafel na een goed uur terug maar dat deert niet: fietsen maakt helemaal blij, dit is echt zo. Toch nog een andere energie dan het zwemmen, bijvoorbeeld. Het aspect open lucht is zo nodig.
Wat hadden we een fijn weekend met Jan en Arlette! Vrijdag boodschappen gaan doen in functie van hét ontvangen van mensen… dat alleen al! En dan een héél weekend honderduit kunnen kletsen (met eens iemand anders dan mijn Frank) in mijn eigen taal, stel je voor. Daarenboven hadden we de toppers van-te-bezoeken-in-Shenyang zelf nog niet bezocht: er was zoveel anders te doen, daarenboven zouden we dat wel nog kunnen doen met bezoekers, daarenboven vond ik dat leuk te weten dat er nog verborgen parels waren… En het zijn ‘verborgen parels’ hier in het verre niet-toeristische Noorden! Ons paleis van de Qing dynastie is echt mooi. Uiteraard het kleine broertje van De Verboden Stad maar wel echt het broertje, hoor. Knap! Het bezoek aan het graf van de keizer in ons prachtig Beilin Park maakt me ook erg blij. Niet veel volk en een architecturaal concept dat ik niet kende: ik moet dringend eens de Ming graven in Peking bezoeken. Maar hier is het contrast tussen al die kleurrijke, rijkelijke gebouwen met tirlantijntjes voor de tombe en de tombe zelf zo verrassend: de tombe is een gigantisch grote, grijze, sobere halve bol (bijna halve bol) bezet met adobe, erbovenop staat één oude boom. Prachtig.
Bij de toppers van het weekend hoorden het etentje bovenop de roterende TV-toren, het tonen van ons campusleven, inclusief BBQ tussen de studenten, inclusief ontbijten aan de lotusvijver ( Jan en Arlette vielen achterover van het kleine van ons appartementje en snappen niet hoe we het kunnen… al vonden ze het al wat ruimer ogend bij daglicht! Tja, raar maar wij vinden het nog steeds ‘plezant’ en gelukkig heb ik mijn werk en werkruimte, natuurlijk), en het eten in de straten van Shenyang. Ook zij ervaarden dat je hier veel meer aangestaard wordt of de mensen spontaner beginnen praten met je.
Ik zit nu te schrijven aan de lotusvijver: dichtbij hoor ik weer eens geknal en gespetter van vuurwerk. Deze week lieten ze ook knallen: bleek de inhuldiging te zijn van een klein roeibootje in de vijver! Alle redenen zijn werkelijk goed om te knallen! (daarnet kwam even een jongen met me praten en hij vond dat ik raar rook! Slik! Ik ben een Pernootje aan het drinken, zalig, maar de geur werd niet echt gewaardeerd!)
Jan eindigde zijn weekend in het badhuis, op mijn aanraden natuurlijk. Hij genoot van een massage mét olie en was daar zo enthousiast over dat ik, na een warm afscheid hetzelfde deed. De olie was prima en de man me er weer eentje! Hij masseerde mijn schouders zodanig stevig dat ik me afvroeg of ik de volgende dag nog wel zou kunnen schilderen. Hij stelde me de hele tijd vragen, waarbij hij dan het haar dat voor mijn gezicht viel door op mijn buik te liggen, wegnam, dat vond ik wel lief, en afwezig antwoordde ik steeds: pu dong (ik begrijp het niet). Tot hij plots zei dat er iets ‘hen piaolang’ (mooi) was: ‘aha, wo dong!’ (ik begrijp het!) Hij moest hier heel erg om lachen. Hij had het over mijn neus, natuurlijk, mijn ogen en dan… hij verloor ermee alle geloofwaardigheid: mijn billen. Tja…mooi? Laten we zeggen: bij deze maar bij geen enkele Chinese…dàt beslist. Na de massage kwam de man die me vorige keer masseerde teleurgesteld vragen waarom ik hém niet teruggevraagd had. Ik had met hem te doen, zo sip keek ie, ik kon niet uitleggen dat ik zo een nieuwsgierige bees ben…
De leerlingen buitenlandse talen speelden deze week toneel: in het Russisch, Japans, Engels en Frans, (Frank zijn studenten) Ik lachte me een kriek! Vooral de persiflage op Assepoester was schitterend! Normaliter krijg ik rillingen van dit verhaal maar het bevatte zo’n gezonde dosis zelfspot! De Chinese meisjes hier op de campus zijn heel erg met hun uiterlijk bezig en dit kwam pittig aan bod, alsook een sneer naar de Olympische spelen waar heel China van in de ban is. En blijkbaar is mijn aanwezigheid erg gewaardeerd want sindsdien wordt ik veel meer gegroet en toegelachen op de campus… Ik vind het jammer dat ik niet makkelijker te weten kom dat hier iets gebeurt: er is geen infodesk ofzo.
Na het werk, voor een zwempartij ging ik even een stuk fruit eten op een bankje. Natuurlijk komt dan iemand bij je zitten die Engels wou praten. Een lief meisje en wat ze me allemaal vroeg intrigeerde me. Ze was er erg van geroerd, verontwaardigd, te horen dat kinderen bij ons niet zo makkelijk voor hun ouders zorgen. Ze vertelde mij dat er hier na het overlijden van een ouder minstens een week gepalaverd wordt tussen kinderen, tantes, nonkels en buren wat er nu verder gaat gebeuren met de andere ouder. Ze vroeg me of dit een gevolg van een individualistische maatschappij is.
Eergisteren kwam een jongen aankloppen in mijn atelier: of ik ‘the wife of Flank ‘ was en dat hij me moest spreken. Wat moet je daarvan denken? Het bleek hetzelfde verhaal: hij wou Engels oefenen. Het speet me echt dit te moeten weigeren, het zijn zo’n lieverds, als ze zo met je praten. Hij is afkomstig van Dalian waar wij enkele weken geleden waren. Ginds in de universiteit is hij geweigerd omdat hij te weinig punten haalde op het ingangsexamen, maar met die score kon hij hier wel binnen. Hij bewondert Frank mateloos. Gaf ook een beeld van Frank waarvan Frank denkt de jongen hem verwart met een andere leraar maar dat denk ik niet: als hij zelf heel erg opgewonden doet zegt hij ‘manzou’ en dat betekent: rustig maar. En ‘clever’ dat hij Frank vindt… wij bewonderen hem allemaal zo! ‘ik ook’ zeg ik dan.
De jongen heeft het moeilijk met Shenyang: te koud in de winter, nu te warm. Ja, gisteren was het de eerste dag dat het zweet constant uit me gutste!
Ik was ook wel geëxciteerd want ik toonde mijn hele schilderijen reeks aan Nolan, een Amerikaan die ik erg graag mag. Een mooie, interessante ladykiller van 26 jaar. Jammer genoeg gaat ook hij weg! Ik vroeg hem hoeveel vrouwentranen de straten van Shenyang zullen vullen. Ik vermoed véél. Hij was de enige aan wie ik mijn werk toon en met wie ik goed over kunst kan praten.
Terwijl we midden een heel goede babbel zaten kwam lieve Sato binnen: ze bracht een uitnodiging voor een afscheidsetentje. Ik reageerde zo afwezig! Later op de dag belde ik haar op en werd geconfronteerd met een staaltje Japanse tics, die de Chinezen ook hebben, en die ik thuis bij mijn Oost-Europese poetsvrouw ook ondervond: een voor ons verwarrend gebruik van Yes en No. Ik zei: ‘Sato, we zaten zo midden in een discussie dat ik niet echt beleefd was voor jou’ ‘Yes, Yes’ Meer zweet van onder mijn oksels: Sato is boos! ‘ben je boos?’ ‘Yes, Yes. I’m not angry’ Oef! Het verschil tussen ‘she’ en ‘he’ is blijkbaar ook een erg moeilijk iets. In het Chinees is daar een verklaring voor: gesproken is er geen onderscheid tussen hij of zij, in de geschreven taal wel. Raar. Enfin, het gesprek met Sato eindigde met drie maal ‘sorry, sorry, sorry’: zei zij! Ik zeg: ‘no,no Sato: i’m sorry’ ‘yes, yes’ zegt ze…
Ik hoop dat we naar haar afscheidsfeestje kunnen gaan, het is de dag voor ons vertrek naar Tibet, over twee weken. Al die buitenlanders blijven hier officieel tot eind juli: tot dan worden ze betaald. Niet betaald worden, zoals Frank heeft zo zijn voordelen!
Daar alle buitenlanders vertrekken, liep ik vandaag eens alle appartementen af: indien we willen verhuizen heb ik nu eerste keuze. Er zijn een aantal appartementen met een dubbel zo grote keuken. En toch twijfel ik of we het doen, eigenlijk zijn we het hier nu wel gewoon en je gelooft het nooit: van het uitzicht door ons keukenraam wordt ik zo blij en dat heeft geen enkel ander appartement: ik zie er de zon opkomen en in de verte de jonge mensen voorbij de vijver naar de klassen wandelen: een energiek beeld, elke morgen.
Toch was het even erg balen deze week: op een ochtend werd ik om vier uur wakker van een stank die me een misselijk gevoel in mijn maag gaf. Dit is echter niet de eerste keer. Een chemische ongezonde geur. Na wat rondvraag vermoed ik dat het een fabrieksschouwtje vlakbij is, die ’s avonds of ’s morgens vroeg clandestien verbrandt. Gebeurde vroeger vaker, zei men. Vind ik heel naar! Het deed me denken aan hoe wij twintig jaar geleden met dat soort zaken omgingen. We hadden een winkel en verbrandden karton in de tuin en vonden dat ook maar flauw dat buren daarover zanikten. Of Frank maakte het nog nog geen twintig jaar geleden mee dat de fabriek twee soorten olie had: één te gebruiken als er inspectie kwam en de andere dagelijks… Positief is dat je weet dat dit soort toestanden niet lang meer kunnen duren: er wordt werkelijk heel veel gepraat over milieu en hygiëne. Geef de Chinezen tijd, maar ik zal helpen aan het karretje duwen: ik ga me verder informeren en volgend schooljaar eventueel een petitie tegen dat fabriekje opzetten. Dat is toch een steentje bijdragen, niet?
Ik ontvang hier zelfs postkaartjes! Al eentje uit Turkije gekregen, nu eentje uit Corsica: bedankt, dit is leuk!

15 juni 2007

14/6/07
Het schooljaar zit er voor mij intussen al weer bijna een week op, nu nog wachten op de altijd zeer druk in de weer zijnde Lieve en we kunnen op verlof vertrekken.
Waarom ik dan geen tijd vond om al eerder te schrijven? Goede vraag!
Het plan om als volwassene nog Chinees te leren neemt meer en meer Herculeaanse proporties aan. Nu ik eindelijk wat karakters kan lezen en wat basiswoorden versta, blijkt dat de Chinese taal weliswaar een gemakkelijke spraakleer heeft, maar dat compenseert door tienduizend veelgebruikte staande uitdrukkingen! We staan nog maar aan het begin van de studie… de Chinese lessen lopen nog dik drie weken en de leraars pompen de nieuwe uitdrukkingen er op een drafje met dozijnen gelijk in. Vermoeiend…ik ben niet de enige student die zin heeft het te laten afweten.

De omgeving verandert terwijl je er naar kijkt. Elke dag een paar graden warmer, de lotusbloemen springen uit de vijvers, de rokken krimpen, de campus slibt dicht met Chinese parasols –Chinese vrouwen zijn als de dood voor een sprankeltje zon op hun huid, je ziet zelfs Chinese‘boerkas’.
De omgeving van de unief verandert ook. De twee buurdorpen zijn zo goed als volledig afgebroken, de wegen kapotgereden door de vrachtwagens, het woud van kranen staat er al, de eerste gebouwen kruipen uit de grond ; om nog rustig te kunnen fietsen moeten we noodgedwongen over slechte veldwegen rijden.
Deze week las ik nog enkele artikelen over afbraak en opbouw. De afbraak van die dorpen is een nieuw fenomeen; enkele jaren geleden nog werden de gronden van de boeren onteigend voor stadsuitbreiding, maar mochten ze in hun huis blijven wonen –dat kostte minder dan hun een nieuw appartement geven en ze waren nog tevreden ook. Daardoor vind je nu in alle steden – ook in Shenyang- achtergebleven ‘stadsdorpen’. Die zijn intussen verloederd, de boeren verdeelden hun ruime huizen in kamertjes die ze goedkoop verhuren aan de gastarbeiders en houden zich zelf bezig met allerhande gesjacher. Herinner u het dorp voor recuperatie van huisvuil waar Lieve het enkele weken terug over had. Grote steden als Beijing en Shanghai zijn begonnen met die stadskankers op te ruimen, in Beijing tussen de 200 en 300! Dat gaat niet zonder protest, de ‘boeren’ verliezen hun (huur)inkomsten, de gastarbeiders hebben geen dak meer boven het hoofd want sociale woningen zijn alleen voor stedelingen bestemd. Er wordt volop gediscussieerd wat er moet gebeuren…
Eén of andere onderminister heeft intussen ook een artikel gepubliceerd waarin hij China beschrijft als het land van de ‘duizend gelijke steden’. In de immobiliënsector is eenheidsworst troef, buiten enkele prestigeprojecten lijken alle nieuwbouwen op mekaar. Volgens de heer onderminister heeft de bouw- en vooral afbraakwoede van de voorbije 25 jaar al veel meer schade toegebracht aan het patrimonium dan de rode wachten tijdens de culturele revolutie.

Ja, er wordt hier gediscussieerd in China. Er is dan ook meer dan stof genoeg.
De prijs van het varkensvlees is met meer dan de helft gestegen. Vorige jaren was die erg laag, de boeren verminderden de productie, en ziedaar het resultaat. De Chinezen leren beetje bij beetje dat de markteconomie serieus kan falen; de regering heeft aangekondigd dat ze indien de toestand nog verergert, zal ingrijpen en strategische voedselvoorraden goedkoop op de markt brengen.
De Chinese varkens zijn bovendien nog getroffen door een nieuwe geheimzinnige ziekte, ‘blauwoor’. Officieel zijn er al 25.000 noodslachtingen gebeurd, de westerse pers suggereert dat het om miljoenen kan gaan; en de gewone Chinees vraagt zich af of dat dure varkensvlees nog wel veilig is, een gewezen directeur van het Chinese ‘agentschap voor voedselveiligheid en veiligheid van de geneesmiddelen’ is onlangs ter dood veroordeeld wegens zware nalatigheid en corruptie.
De streek rond Shanghai dreigde even zonder drinkwater te vallen, het Taihu meer – letterlijk ‘het grote meer’- was vervuild door groene algen. Een aantal politieke leiders uit de buurt is de laan uitgestuurd; ze worden verantwoordelijk geacht voor de vervuiling door liefst 20.000 kleine chemische bedrijven; ook alle dorpen en steden rond het meer moeten nu dringend een waterzuivering gaan bouwen.
In het bekken van de Yangze rivier zijn grote overstromingen met enorme schade aan de landbouw en tientallen doden; sommige kleinere stuwdammen dreigen te begeven; langs de bovenloop van de Gele stroom heerst extreme droogte; de al erg arme boeren van de provincie Gansu zullen deze herfst niet moeten oogsten….Hier en daar wordt gewezen op het verband met de opwarming van de aarde…. China heeft een nieuw plan naar voor geschoven op de uitstoot van broeikasgassen per productieeenheid te beperken maar zelfs dan zal economische ontwikkeling nog voor een sterke verdere toename zorgen. De redenering van de Chinezen is recht voor de raap: wij willen wel helpen om het milieu te beschermen maar de economische ontwikkeling blijft de prioriteit; jullie Westerlingen hebben een eeuw lang naar hartelust de wereld kunnen vervuilen; vandaag stoot de gemiddelde Amerikaan (Europeaan) nog altijd vier keer meer gassen uit dan de gemiddelde Chinees; wij Chinezen ondergaan mee de gevolgen van jullie wangedrag; veeg eerst eens voor eigen drempel en geef kritiek op ons de dag dat jullie per persoon even weinig uitstoten als wij.
De sfeer van einde schooljaar begint hier al rond te hangen. De lessen zijn gedaan, maar de Chinese leraars moeten eerst nog gaan helpen bij de nationale toegangsexamens en daarna hier examens afnemen. Die nationale toegangsexamens zijn zoiets als de Franse bac. Meer dan tien miljoen kandidaten om aan de universiteit te studeren, voor een kleine vijf miljoen plaatsen; een slaagkans van bijna de helft, tot voor kort was dat veel minder, op een bepaald moment in de jaren 80 maar één kans op acht. De buitenlandse leraars hebben allemaal ongeveer gedaan, zoals blijkbaar elk jaar zijn er ook nu weer heel veel die weggaan. De jongeren die hier komen om ervaring op te doen, en nu terug naar hun land gaan of naar een andere universiteit om iets anders te zien. Kyle gaat doctoreren in Amerika. Jennifer gaat in Engeland vervroegt pensioen aanvragen. Nolan die voor de Amerikaanse staat werkt en dus beter verdient, doet voort maar zijn project gaat verder in Urumqi, in het Westen van China. De gepensioneerde Sato wil terug naar haar echtgenoot in Japan. Wie blijft hier dan: ondergetekende die volhardt in zijn tweejarenplan; Michael, Peter, en Melanie die hier getrouwd zijn. De Indische professor en de Filippijnse vader van vijf kinderen die hier meer verdienen dan ze in eigen land kunnen krijgen en dus nog maar eens een ‘laatste’ jaartje bijgetekend hebben. De rondborstige zwarte Amerikaanse Jim, waarvan ik destijds dacht dat ze het geen maand zou uithouden, heeft ook de smaak te pakken. En ja, het regiment missionarissen: er zitten bij die buitenlandse leerkrachten verschillende erg gelovige christenen van mij onbekende secten ; die zijn hier actief in ondergrondse ‘huiskerken’, leren allemaal ijverig Chinees en maken helemaal geen aanstalten om weg te gaan; ik las in de pers dat buitenlandse religieuze organisaties op die manier proberen China binnen te komen. China heeft vrijheid van godsdienst, maar de godsdienst moet officieel erkend zijn en dat zijn die secten niet.

Vorig weekend hadden we hier bezoek, het eerste sinds ons verblijf in Shenyang.
We kregen Jan en Arlette op bezoek. Niet echt neofieten, ze wonen al meer dan een jaar in Shanghai. Toch was Shenyang voor hen nog een ontdekking. Deze stad is zoveel ‘Chineser’ dan Shanghai. We bezochten het oude keizerlijke paleis en een graftombe van Qing dynastie, ik had die wel al gezien maar Lieve nog niet; we klommen op de televisietoren en vonden daar op tweehonderd meter hoogte een echt draaiend restaurant met nog lekker eten ook. Ik ontcijfer dat er ‘sneeuwbergsoep’ op het menu staat; Lieve heeft direct door dat het om soep met slierten eiwit gaat, haar ‘Chinees’ gaat met sprongen vooruit! De zondag begaven we ons naar de tentoonstelling van het culturele en natuurlijke werelderfgoed van de Unesco. De expo was juist geopend op de site waar vorig jaar de wereld tuinbouwtentoonstelling was. De tuinen en bossen zijn er nog bijna allemaal, de expo zelf in twee grote hallen is een verdeeld succes. Het Chinese erfgoed wordt heel mooi en met veel informatie getoond, maar het buitenlandse is ondermaats. Foto’s, groter en kleiner allicht naargelang de sponsoring van het betrokken land. Een enkele maquette (Versailles van Louis XV, het vrijheidsbeeld, de pyramiden,…), zo goed als geen uitleg. Enkele fotootjes van Brugge, Mechelen,Brussel en Gent, allemaal onder de titel ‘Bruges’. Enkel interessant wanneer je een katalogus wil aanleggen van wat je ooit nog wel eens wil gaan bezoeken. Het zal de Chinese bezoekers wel doen dromen, maar weinig bijleren…
We profiteren ook van ons bezoek om nog enkele onbekende wandelstraten te ontdekken en enkel nieuwe restaurants uit te testen. Op de terrasjes in de stad tapt men fluitjesbier van het vat in kannen van anderhalve liter, en is er een grote keuze aan barbecue gerechten – van kippepoten en viskoppen tot mosselen, groene bonen, look en zijderupsen – we zijn het er over eens dat die laatsten wel vies maar toch lekker zijn, een beetje leverpastei-achtig. Een geslaagd weekend!

Tot besluit nog een kleine anecdote: panelen kopen om op te schilderen.
Er is hier niet te ver (5 km) vandaan een doe het zelf winkel die ingevoerde houtpanelen verkoopt van het soort dat Lieve gebruikt om op te schilderen. Alleen zijn die 2,44 m groot. Zagen dus! Lieve heeft keurig haar zaagplannetje getekend, ikzelf begeef me on één uur in de namiddag ter plaatse, vergezeld van ons ‘engelstalig’ vriendinnetje Wang Fan. Ze moet me helpen uitleggen wat we willen, van een vorig bezoekje weet ik immers al dat in deze winkel niets simpel is, en van Wang Fang weten we dat ze nogal doortastend is. We worden meteen keurig opgevangen door een verkoper die uitlegt dat ze geen panelen kunnen zagen. Hoezo, we staan hier naast een modern uitgeruste zagerij en een bordje dat ik vrij vertaal als ‘we zagen alles op uw maat’! Ja, maar die werkt niet, want teveel lawaai voor de klanten van de winkel! Kan die dan niet voor één keer gebruikt worden? Nee, de ‘specialist’ is hier niet meer. Intussen is ons groepje aangegroeid tot vijf, ik, mijn rechterhand en drie belangstellende verkopers . We palaveren rustig verder, zij hebben zo te zien toch niets anders te doen. Of er dan geen andere oplossing is? Dat is een moeilijke vraag, die moet ten gronde uitgediscussieerd worden. Ja, we kunnen de plaat ergens anders laten zagen? Waar? Dat weten ze niet zo goed, maar de behulpzame jongens komen uiteindelijk toch met een adres af. We krijgen de raad er eerst eens te gaan kijken en nadien pas het transport van de plaat te regelen. Het is drukkend heet die dag, mijn rechterhand heeft haar zijden parasolletje vergeten en tot overmaat van ramp zijn alle taxis om twee uur vol! Behoorlijk gestoofd raken we eindelijk weg. De taxi zet ons enkele kilometer verder af in een drukke straat. Dit is het adres, bevestigt hij. Geen zagerij te zien, wel een rij mannen op de stoep, elk met een bordje ‘schrijnwerker zoekt werk’ en een handzaag! Wang Fan gaat informeren. We worden doorverwezen naar een gast met een fiets; in zijn mandje ligt inderdaad een electrische cirkelzaag! De onderhandelingen worden ingezet, onder grote belangstelling van de collega’s. Voor dit belangrijk precisiewerk vraagt hij 8 euro; ik schat dat het een half uur zal duren, een stielman verdient hier normaal ongeveer een euro per uur. Mijn tegenbod: 2 euro! On het lange verhaal kort te maken, we eindigen op 5 euro, op voorwaarde dat hij meegaat om de plaat in de winkel te zagen- ik zie het niet goed zitten eerst nog eens een kar te huren om die plaat hier op deze straathoek te krijgen!
Zo gezegd zo gedaan! De onderhandelingen met het voltallige verkoperscorps herbeginnen. Kan de plaat hierbinnen gezaagd worden, in één van de magazijnen? Na rijp beraad komt het definitieve nee. We mogen alleen werken op een terrein vol afval aan de achterkant van he magazijn. Dat komt nog goed uit, meteen hebben we dan afval van paletten waar we onze plaat kunnen opleggen. Onze specialist schrijnwerker pakt het volgende probleem aan: een geleidingslat om recht te kunnen zagen. Het magazijn staat vol met latten in alle lengten en vormen, maar het is ‘onmogelijk’ om er daar één van te lenen, besluit de hoofdverkoper. Er moet toch een oplossing zijn? Tja,… misschien kunnen jullie twee platen kopen, de tweede plaat als geleider gebruiken om te zagen, en nadien, indien ze ongeschonden is, naar de klantendienst gaan om ze terug te geven…de winkel heeft een soepele klantendienst, ze nemen alles zonder meer terug, dat weet ik al uit ervaring. Haha, alleen, dan moet de clark nog eens terugeroepen worden om de stapel platen opnieuw op de grond te zetten, want er is natuurlijk geen sprake van dat men met de hand een plaat van de hoop zal nemen.Vergezeld van mijn suite: rechterhand, specialist schrijnwerker en drie verkopers, trek ik naar de kassa. Er staat één klant voor mij, het duurt eindeloos; juist wanneer de zaak in orde komt, heeft de schrijnwerker een lumineus idee; we hebben de tweede plaat niet nodig, hij zal beginnen met een afvalstrip te zagen en die als geleider te gebruiken. Stop dus, een plaat terug naar de rekken brengen. Intussen is er alweer een nieuwe klant aan de kassa. Die heeft allerlei kleinigheden uit verschillende afdelingen gekocht; iedereen lijkt hier voor eigen rekening te werken, dus voor ieder product moet een bonnetje in drievoud ingevuld en afgestempeld worden en in een aparte lade betaald worden. Uiteeraard kan dit werkje niet door één kassier(ster) ; we staan daar dus met drie kassiersters, twee klanten en mijn suite, iedereen even rustig van ‘we hebben toch alle tijd’. Oef, de plaat geraakt uiteindelijk betaald. We trekken de parking over naar helemaal achteraan, installeren ons op oude palletten, halen de machine uit… waar kunnen we stroom krijgen? Binnen! Gelukkig zijn de drie verkopers ons gevolgd, één wordt erop uitgestuurd om een verlengkabel te zoeken die door een verluchtingsrooster gestoken wordt; pech, het ding komt maar een halve meter buiten de gevel; dan nog maar eens terug voor een tweede kabel. Maar goed, we raken toch aan het zagen; na twee gelukte zaagsnedes beseffen de verkopers dat er niet veel sensationeels meer te beleven valt en druipen af. Het gezaag verloopt zonder verdere incidenten. We kunnen onze drie vierkante meter panelen in een taxi laden en arriveren om halfzes precies in Lieve’s atelier. Viereneenhalf uur om eventjes wat te zagen… er is nog ruimte voor productiviteitsverhoging. Goed dat ik hier nog een extra jaartje management lessen kom geven!

4 juni 2007

Maandag 04.06.07 HANDLEIDING BIJ DE CHINESE CONVERSATIE DOOR LIEVE DEJONGHE
Frank schreef het: ons weekend Lange Muur was heerlijk. Dit niettegenstaande de man die meer dan vijftig keer naar China reisde en nog nooit ziek was maandag werkelijk geveld was: niet bij te houden hoeveel hij moest overgeven, diarree en wellicht ook koorts had. Ik ben dan direct vreselijk ongerust. En nu ik vernam dat ‘mijn’ aangename, Engelssprekende dokter Li, met zijn erg nette verdieping in het ziekenhuis, Shenyang verlaat, zal ik me nog minder safe voelen. Dit is echt spijtig. Reden van zijn vertrek: het gebouw waarin hij zijn verdieping had wordt… gesloopt. Het is waar dat de verdiepingen eronder waar Chinese dokters werkten niet aantrekkelijk waren… Zo gaat het er hier aan toe. Soms ben ik geshockeerd dat men wijken of blokken sloopt, maar eigenlijk is dat een goed teken: men wacht eenvoudigweg niet tot het té erg wordt. Ik zag hier een reportage over Indië en pas dan realiseer je je eigenlijk hoeveel men hier doet en hoe bewust men problemen aanpakt. En dit voor zo’n gigantisch land met, geloof me vrij: héél veel mensen…
Wat het ziek zijn betreft: Frank bleek niet alleen te zijn: minstens vier mensen van de groep hadden hetzelfde meegemaakt. De oorzaak is natuurlijk niet te achterhalen: de leverreepjes, zegt de één; neen, de vis, zegt de ander; het water van de thee smaakte niet goed, zegt de derde…
In Shenyang hebben we veel wind, zon, tot 35 graden maar af en toe hevige buien gehad. Dinsdag was ik geconcentreerd aan het schilderen toen het leek alsof iemand het licht uitdeed. Was ik het uur vergeten? Stond mijn uurwerk soms stil? Het was pas 17 uur, het werd inktzwart. Jawel, een onweer met donder en bliksem van jewelste. ’s Morgens las ik net in de krant dat er in Berlijn drie wegenwerkers gedood waren door de bliksem? Ik liep met mijn parapluutje en een klein hartje snel huiswaarts… was dat parapluutje nu de ideale geleider? Na het onweer wou ik even buiten: de lucht is dan opmerkelijk stofvrijer. Ik reed naar het badhuis voor een zwempartijtje en een massage. Niet te geloven: de masseur was normaal! Hij begon stroef: geeuwend! Maar hij raakte goed op dreef en deed het heerlijk. Hard waar het goed doet, zacht waar moet. Hij was apetrots als ik zei dat ik het zalig vond: hij toonde mij zijn nummer. Ware het niet dat ik zo ontzettend nieuwsgierig ben…
De mensen vinden het een enorme eer als je bij hen terugkomt. Zo ondervond ik het vrijdagavond ook bij de kapper. Ik fietste erheen, veel minder bang dan de eerste keer: in de tijd die verstreek tussen mijn eerste bezoek en nu overwon ik hier wel wat schrik om alleen op avontuur te gaan. Dit vooral dankzij de GSM: er zitten nu al behoorlijk wat nummers in van Engels sprekende Chinese kennissen die ik mag opbellen in nood en die dan vertalen. Een hele geruststelling.
Je kan je niet voorstellen hoeveel geduld je hier voor alles nodig hebt. Is het niet omdat ze met tien naar je staan kijken, dan is het omdat ze zo bang zijn iets verkeerd te doen als je iets vraagt of omdat ze je niet verstaan, natuurlijk. Bij de kapper speelt het alle drie. Uiteindelijk verstaan we elkaar: we kunnen afscheid nemen met een uitbrander omdat ik zelf aan mijn haar knipte en ik moet beloven dat ik hém laat knippen in het vervolg, ik heb gekleurde haren én een knalroze streng ertussen! Ietsje teveel vooraan, ik had het liever meer opzij gezien, maar goed… ik heb mijn roze… het leven tussen jonge mensen doet bruisen… Terwijl ik wachtte tot de kleuring zijn werk deed gebruikte een jongen mijn tijd om hem Engels te leren: ze kunnen het vaak lezen maar weten niet hoe uit te spreken. Toen ik wat rust wou, gaven ze me een Chinees tijdschrift: ik wist niet wat ik zag: de markt van Antwerpen waarop nb hét restaurantje stond waar ik zo graag heenga! Dat deed me waarlijk iets… Tussen alle Chinese karakters zag ik namen: Dries Van noten… Dekeersmaeker…
De kapper was zo trots dat ik teruggekomen ben! Hij nam foto’s van me en zei dat we vanaf nu vrienden zijn…
Eigenlijk is converseren makkelijk! Ik heb begrepen dat er een zeer vast schema in de vragen zit. Kijk, het werkt zo: ze zien je: amai, kijk een vreemdeling! De eerste vraag is dan natuurlijk: ben je een Rus of een Amerikaan? Zonder dat ik die vraag begrijp -want ze gebruiken wel steeds een beetje andere woorden netzoals wij zeggen: vanwaar kom je? Of waar kom je vandaan? Of waar woon je?- gok ik: ik zeg: “ik ben Belg.” Aha, juist: dat wilden ze weten. Dan komt gegarandeerd de volgende vraag waarop ik blindelings antwoord: “ja, ik ben hier met mijn vriend” (het Chinese woord voor echtgenoot ken ik niet maar bij ‘vriend’ maak ik dan een gebaar zoals de chinezen doen: twee gekromde wijsvingers naar mekaar buigen. Het moet een beetje een pikant gebaar zijn want ze lachen een beetje, als ze dat doen) ‘en die vriend’ zo kan ik al op de volgende reactie antwoorden zonder veel twijfel ‘die vriend , die is leraar’ Aha, we zitten nog juist. Zo kan ik aardig verder gaan: tot de school waar hij lesgeeft, op het juiste moment gok ik dat ik mag antwoorden dat ik kunstenaar ben, zo weet ik ongeveer wanneer ik moet zeggen hoe oud ik ben. Vragen ze gegarandeerd: je kan niet fout doen met dat op een vraag te antwoorden. Ik zeg dan: “raad eens!” Dan lachen ze en zeggen ze gegarandeerd: “30!” Dan zeg ik ‘ja, juist’ en dan zie je hun ogen rollen, want dàt zeiden ze natuurlijk alleen maar om vriendelijk te zijn… En zo kan ik nog éven verder gaan maar niet lang meer… als ik dan moet zeggen dat ik geen chinees praat, wordt het gesprek met spijt afgesloten met de woorden dat ik heel goed chinees praat… en dan kijken we meestal nog een beetje naar mekaar… en dan volgt gegarandeerd een opmerking over de grote neus… Zo is het dat het gaat…
Zaterdag wilden we heel ver fietsen maar vanwege de wind en de kou zijn we na de picknick aan ‘de kleiputten van Tielrode’ of ‘de statieput van Eernegem’ terug huiswaarts gereden. Natuurlijk fietsen we terug via wijken en straten die we nog niet kenden… Het was weer zo anders, wat we zagen. Nu kwamen we tussen boerderijen: anders dan je je voorstelt. Het was een straat met de ene poort na de andere. De poorten stonden open, en dan had je telkens een binnenplein waarrond een zestal woningen staan. Boerderijen in de rij… Het land zelf ligt dan wellicht verder van de woning. Of er waren de rijen serrs. Hele lange serres. De ene na de andere. En voor elke rij stond een woning: dat was de gezinswoning van de eigenaar van die serre.
En natuurlijk kwamen we ook op plaatselijke markten terecht. Ik wist niet dat jaargetijden zo een impact op het leven konden hebben! Nu leeft iedereen op straat, op elke hoek is een marktje of tenminste een fruitstalletje met exotisch, kleurrijk fruit; overal zitten groepjes op lage stoeltjes te kaarten: wat een feest! We laten ons verleiden tot de aankoop van mosselen: de visvrouw vraagt of we dat in Belgie ook hebben. Als we zeggen dat wij ze koken in de plaats van roosteren is ze erg verwonderd.
Dicht bij onze unief zoeken we alternatieve wegen voor mij, om te fietsen nu mijn traditioneel dorp vergaan is tot stof en steengruis en er met de vele vrachtwagens niet meer door te komen is.. We vinden aardewegen tussen rijst- en maisvelden. Zolang het droog ligt is dat te doen. Maar tussen de grote afbraak- en bouwwerken, die ik dus wil vermijden, moeten we echt even hard lachen: gesproken van “van de nood een deugd maken”: midden de ruïnes, zetten enkele slimme gasten tussen de enige bomen die er nog staan heel romantisch ogende eettenten voor de gastarbeiders: lampjes, lampioenen, mooie muziek: “snackbar de boomgaard”! Je waant je in Eden…
De zondag zoeken we de grootste boekenwinkel van Shenyang: aangeraden door Frank’s collega’s. Fietsend natuurlijk. Er was nog sterke wind, wel zon. En hectischer op de baan dan ooit , ah, als altijd bedoel ik. Even leek het erop alsof ik mijn laatste vier kilometer van mijn leven gefietst had: ik moest bruusk remmen voor een wagen die een raar manoeuvre deed. Daardoor reed de fietster achter mij tegen mij aan en zat ik klem in haar fiets met mijn pedaal. Tegelijk begon die wagen waarvoor ik stopte achteruit te rijden. Maar de dame van de andere fiets was zo uit haar lood geslagen dat ze tegen een vreemdeling aangereden was dat ze een standbeeld geworden was, nochtans moest ze zien dat die auto nu in achteruit recht op ons aan het rijden was. Dan ben ik maar keihard op de auto beginnen kloppen: hij stopte op geen twee centimeter van mijn voet. Door het verkeer fietsen vraagt hier sowieso al je optimale en constante concentratie, nu moest ik werkelijk bekomen. Trouwens, deze week is Frank al gevallen: hij lette even niet op en reed pardoes op een leerling van hem! Leerling: ongedeerd, leraar: verwonde schouder en elleboog.
De boekenwinkel was gigantisch groot. Afspraak: over een uur bellen we mekaar op om te zeggen waar we staan. De domste afspraak die je ooit kan maken! Zoals me al zo vaak overkomen is: wanneer ik een GSM echt nodig heb werkt ie niet. Blijkt dat mijn belwaarde op was. Anderhalf uur lopen we mekaar te zoeken. En wat ik niet wist: dan kun je ook geen telefoon ontvangen want hier betaalt de beller én de ontvanger. Mijn belwaarde is trouwens veel sneller op dan verwacht: blijkt dat ik een goedkoop tarief heb, maar dat werkt alleen goedkoop binnen deze stad. Een telefoon krijgen of geven buiten Shenyang kost me tien maal de prijs. Intussen heb ik ook door dat ik ‘soms’ een SMS kan sturen naar het buitenland, maar zeker geen kan ontvangen. Indien ik dat wil moet ik een ander telefoonnummer aanvragen. Tja, voor je alles doorhebt in een andere maatschappij kan het toch wel even duren…
Even uit het humeur. Frank had er wat meer last van als ik maar dat kwam wellicht omdat hij ontgoocheld was door de winkel: hij was hem door leraars Engels aangeraden en hij kon achteraf gezien best begrijpen waarom zij deze winkel goed vinden… Ikzelf had me ontzettend geamuseerd in de afdeling kinderboeken: de illustraties waren zo knap! Ik moest me bedwingen niet te gaan kopen.
Maar hij vindt iets dat hem vrolijker stemt: ook al doorkruisten we de stad nu al, hij wil nog wat verder tot aan de rivier en dit blijkt een goede ingeving te zijn: een prachtig fietspad leidt ons tot daar. Ik zucht voor de zoveelste keer: waarom wonen wij blijkbaar aan de lelijkste kant van Shenyang? Alle andere zijden zijn mooier, leefbaarder.
Voor we de terugrit aanpakken amuseren we ons nog in een eettent, buiten, er hangen zelfs lichtjes in. In het algemeen mis ik de warmte en het verhaal van oud in Shenyang. Maar dit gemis wordt nu gecompenseerd door het bruisende leven. Het meest opvallende is trouwens dat er nu voor elk restaurantje, en dat zijn er duizenden, een rokend barbequestel staat én tafeltjes vol vrolijke mensen. De vrolijkheid en de ongedwongenheid van de mensen compenseert dan weer hun gemis aan charme, flair, hun brute manieren in bewegen, hun manier van eten en drinken, hun spuwen en het luidruchtig kortaf roepen naar de ober: ‘fuyuan!!!’ ze kunnen het schreeuwen als een vloek... Hier onder dit luifel worden we overrompeld van liefheid, vragen en warmte: je zou ze soms willen knuffelen. Het gaat nu over een tafeltje vol jonge mannen met allerlei vragen. Belgie, dat weten ze begot niet liggen. Of we Nike hebben? Adidas? Malboro? Wat we hier komen doen, hoeveel we verdienen, enz… Een van de mannen schenkt de hele tijd ons glas vol met ons eigen bier. De een werkte als chauffeur, de ander bij een telefoonmaatschappij, de ander was secretaris.
We rijden door een winkelwandelstraat. Een poepsjieke straat. Hier kocht ik vier maanden geleden mijn bureaulamp: klein detail: de straat was toen alles behalve poepsjiek. Dag klein winkeltje, hallo chique panden, hallo chique buurt. Mooie winkels, ik wist niet dat we dergelijke buurten hadden, er zijn er nog een paar: Frank hield ze verscholen voor me, zo vermoed ik. Hij ontkent niet. (maar de waarheid is eigenlijk dat ik totnogtoe zelf geen tijd en zin had om in zoiets rond te lopen, ook ik moet bekennen.) Aha, ze hadden in deze straat zelfs een winkel voor grote maten! Hadden want zo te zien is die alweer failliet… jammer. Maar dat terras voor de Starbucks, dat springt in mijn oog! Hier, in een mooie buurt, zou ik wel eens alleen willen zitten, gewoon om mensen te bekijken, zoals ik zo graag doe. Of met een vriendje of vriendinnetje om te palaveren over ‘t een en ‘t ander… dit is iets totaal anders dan zitten in volksbuurten of langs drukke straten vol leven. Het gekke is dat ik van beiden evenveel geniet! Zo vonden we gisteren in een volkswijk een barak waar bier verkocht werd. Er stonden afgedankte zetels voor, tussen de bomen. Dat was trouwens ook de eerste keer dat we zoiets vonden. Eettentjes genoeg maar gewoon iets kunnen drinken? Ik was in extase door het sfeertje, rondom ons.
En nu hier… Tja, de indrukken vliegen ons om de oren. En nu we beseffen dat we over vier weken weggaan voor enkele maanden, hebben we nog meer tijdsdruk: er is nog zoveel te doen!
Het was al negen uur toen we nog anderhalf uur terug moesten fietsen. Ik eindigde de tocht met een spurtje: een jongeman op een mountainbike wou me uit de wielen rijden… hij onderschatte deze witneus…
Vandaag, maandag, kan ik even niet tegen weer duizenden verschillende jeansbroekjes en duizenden verschillende schoentjes om me heen. Jawel, er zijn een miljard vierhonderd miljoen Chinezen maar intussen weet ik dat er evenveel verschillende jeansbroeken, pumps, sandalen en laarsjes zijn, alleen al op onze universiteit ga je ervan duizelen! Ik kom het appartement niet uit. Teveel indrukken gehad. Even verwerken wat we beleefden maar ook wat we hoorden van thuis. De huidige communicatie is prachtig maar ze brengt ook slecht nieuws over zieke vrienden en familie, sterfgevallen. Ik denk aan iedereen thuis die het moeilijk heeft momenteel. En ik maak soep, was, plas en strijk… het kan goed doen. En ik blog. Ook goed. Maar al de opgedane rust was snel weer weg in het restaurant: we waren afgesproken met dat meisje dat ons de tien kilo rijst gaf. Door omstandigheden moeten we binnen zitten. Het is niet te beschrijven hoeveel lawaai er hier in de restaurants is! Vraag het aan Brigitte, ze weet er alles van: ze belde me net op en dacht dat ik midden een mega party zat. Ik was al blij dat ze doorhad dat ze aan de lijn moest blijven omdat ik haar niet begreep en naar buiten liep. De voorbijrijdende en toeterende auto’s en de keiharde muziek vanuit de boxen voor het kapsalon naast het restaurant waren rustgevend. Leven in een land met een miljard mensen, het is iets. Gelukkig was onze gesprekspartner heel interessant en het waard om de oren te spitsen. Ze schreef net een paper over de problemen van het platteland. Onder andere over de werkloosheid, over de jeugd die niet studeert en zich aansluit bij bendes die crimineel zijn… Ze vertelde dat zij het niet voor Mao had, maar wel voor Deng. Haar ouders echter, zijn nog steeds de grote aanhangers van Mao. Ze draagt Deng in het hart maar hij heeft de rijken te rijk laten worden, de kloof te groot maar daar is men nu volop over aan het studeren en aan het werken om die fout te herstellen. Zo is er een recente wet die de verhuis naar de stad legaal gemaakt heeft waardoor veel minder mensen in de illegaliteit wonen en werken. Ook kunnen de jongeren die voor leraar studeren hun studies laten betalen door de staat indien ze bereid zijn drie tot vijf jaar gaan les te gaan geven op het platteland. Op zich is dat erg goed, vindt ze maar daar is natuurlijk ook de realiteit dat die jonge mannen en vrouwen intussen trouwen en daardoor gebonden worden aan een plaats die ze niet wilden. Ze studeert sociologie, vind Marx maar niets- de klacht die je van alle studenten hoort: ze moeten het Marxisme hier nog altijd studeren zoals wij destijds de catechismus- maar weet veel af van Westerse sociologen. Frank probeert haar te overtuigen enkele klassiek werken van het Marxisme zelf maar eens te lezen en te ontdekken. Het is jammer genoeg heel erg lastig praten met haar omdat ze veel tijd nodig heeft om het Engelse woord te vinden maar ze is een interessante vrouw.